(Gr. woorden gezongen bij muziek) 1. In de Griekse oudheid: lied begeleid op de lier.
2. Meer algemeen: geheel van fonische elementen van een tekst, vooral in poëzie, zoals aantal en lengte van de lettergrepen en de verhouding ertussen, accent, cesuur, toonhoogte, pauze, tempo, melodie, enz. In ruimere zin omvat de prosodie ook het rijm en de strofe vorm. Zie ook METRUM, poëzie/proza , ritme , versleer .
3. Leer van bovengenoemde fenomenen en van de regels die ze sturen in diverse periodes en genres.