(Lat. recipere = ontvangen). Literair-theoretische stroming die sinds het einde van de jaren zestig het accent in de literatuurstudie van de tekst (Autonomiebewegingen) naar de lezer verplaatste. In ruime zin wordt de term gebruikt voor elke richting in de literatuurstudie die zich met de receptie van literaire werken door de lezer bezighoudt. Ze kan zowel van psychologische als van sociologische aard zijn. In enge zin is het woord synoniem van de ‘Konstanzer Schule’ die verder bouwt op de verworvenheden van de fenomenologie (sien Fenomenologische literatuurstudie) (R. Ingarden), het Praagse structuralisme (J. MukaÍovský) en de hermeneutiek (H.-G. Gadamer). Binnen deze groep onderscheidt men twee richtingen: de receptiegeschiedenis (H.R. Jauss) en de receptie-esthetica, of juister werkingsesthetica (W. Iser). De Amerikaanse studies aangeduid met de term Reader-response criticism ontwikkelden zich in het midden van de jaren 70 grotendeels onafhankelijk van het Europese receptieonderzoek. Pas rond 1980 – vooral via vertalingen van het werk van W. Iser en H.R. Jauss – kwam er toenadering.
1. H.R. Jauss trachtte via het receptieonderzoek de literatuurgeschiedenis grondig te vernieuwen. Tegenover een geschiedenis van auteurs en genres plaatst hij een receptiegeschiedenis, die ons leert hoe het werk bij zijn eerste verschijnen ontvangen werd en hoe het later werd gerecipieerd. Omdat tussen verleden en heden een voortdurende dialoog noodzakelijk is en om de afstand tussen een oudere tekst en het nu te overbruggen (hermeneutische Differenz), construeert Jauss het begrip verwachtingshorizon, dat de literaire ervaring, d.w.z. de opname en de verwerking van literatuur, objectiveerbaar moet maken. De verwachtingshorizon van een lezer wordt bepaald op grond van de volgende componenten: poëtica – en GENREkennis, werken uit de literair-historische omgeving, en de tegenstelling tussen feit en fictie en die tussen poëtische en alledaagse taal. Volgens Jauss gebeurt waardebepaling op grond van de communicatie tussen de tekst en de verwachtingshorizon van de lezer. Komt er een uitbreiding van die verwachting door nieuwe normen (esthetische distantie), dan is er sprake van kunst, zoniet dan verzeilt men in de consumptieliteratuur (triviaalliteratuur). Verder stelt Jauss dat men het kunstwerk zowel diachronisch, d.w.z. in de historische reeks waarin het thuishoort, als synchronisch moet benaderen. Ten slotte dient de geschiedenis van het kunstwerk verbonden te worden met de algemene geschiedenis. Hier zal men nagaan of en hoe de literaire ervaring de levenservaring en het praktische handelen van de lezer beïnvloedt en omgekeerd. Het begrip verwachtingshorizon werd door Mandelkow verder opgedeeld in auteurs-, werk- en genreverwachting. De marxistische literatuurtheorie heeft vooral kritiek op het gebrek aan sociologische differentiatie en op het overbeklemtonen van vernieuwingscriteria (tegenover mimesis). De praktische mogelijkheden van de receptiegeschiedenis zijn overigens nogal beperkt. Een onderscheid tussen de reële receptie en de wetenschappelijk-hypothetische receptie (zie interpretatie, 3) dringt zich op.
2. W. Iser vertegenwoordigt de andere richting, die vooral de individuele relatie tekst-lezer bestudeert. Hij heeft hierbij niet zozeer de concrete individuele lezer voor ogen, als wel die elementen in de tekst die zowel inhoudelijk (repertorium) als formeel (strategie) de communicatie bewerkstelligen. Belangrijk voor zijn theorie is het begrip ‘Unbestimmtheit’ dat hij aan R. Ingarden ontleende. Het verwijst naar elke vorm van onbepaaldheid die de lezer tijdens het leesproces stimuleert. Iser nuanceerde het begrip later d.m.v. de noties ‘Leerstellen’, negatie en negativiteit. ‘Leerstellen’ of lege (open) plekken vinden we telkens wanneer iets niet uitgewerkt wordt in een tekst (bv. het uiterlijk van een figuur of de relatie tussen twee personages). Negaties ontstaan via selectie en spel wanneer bepaalde modellen waarmee we de werkelijkheid interpreteren (filosofie, religie, natuurwetenschappen), in twijfel getrokken worden, of wanneer literaire werken geparodieerd worden. Door allerlei technische kunstgrepen (wisselend Point of view, flashback, enz.) kan de auteur bewerken dat een fictionele wereld tot stand komt die niet bestaat, zelfs niet echt verwoord wordt, maar alleen gesuggereerd. Dit fenomeen noemt Iser de negativiteit. Zie ook implied reader, lezer.
3. Naast receptiegeschiedenis en werkingsesthetica kan nog een derde richting vermeld worden, t.w. het zgn. empirisch of experimenteel receptieonderzoek. Het is de studie van de reacties van contemporaine lezers op vroegere of hedendaagse teksten. Zulke reacties kunnen nl. met andere middelen (enquêtes, semantische schalen, enz.) onderzocht worden dan met de problematische documenten uit de receptiegeschiedenis. Dit soort van onderzoek is vooral gestimuleerd door onderzoekers als N. Groeben en S. Schmidt, die zich vrij radicaal afzetten tegen de klassieke hermeneutiek omdat er een ongerechtvaardigde ‘Subjekt-Objekt-Konfundierung’ zou plaatsvinden, d.w.z. dat de hermeneuticus geen afstand neemt van zijn onderzoeksobject, maar tegelijkertijd als onderzoeker én als lezer te werk gaat. Enkel experimenteel-empirisch onderzoek van lezers kan volgens hen van de literatuurstudie een wetenschap maken. Zie ook empirische literatuurwetenschap.
Literatuur: H. van Gorp e.a. (red.), Receptieonderzoek/Rezeptionsforschung, 1981. J.J. Kloek, Over Werther geschreven … Nederlandse reacties op Goethes Werther 1775-1800, 2 vols., 1985, vooral vol. 1, hfst. 2, 3 en 5. H. Verschuren, ‘Receptie-onderzoek en literatuursociologie. Aspecten van een historisch-sociologische benadering van literaire receptie’ in Forum der letteren, 1986, pp. 42-55. E. Ibsch & D. Schram (red.), Rezeptionsforschung zwischen Hermeneutik und Empirik, 1987. E. Andringa, ‘Open plekken’ in W. van Peer & K. Dijkstra (red.), Sleutelwoorden, 1991, pp. 120-126. H. van Gorp, ‘De receptie van de Gothic Novel (griezelroman) in de Nederlandse literatuur (1790-1850) in Tydskrif vir Nederlands en Afrikaans, 1996, pp. 1-23. L. Duyvendak, ‘Het Damesleesmuseum’ in Id. & B. van Heusden, Casusboek literaire cultuur, 2001, pp. 113-128. T. Simon, Rezeptionstheorie. Einführungs- und Arbeitsbuch, 2003.