(Lat. referre = verwijzen naar). Verwijzing in taal naar de buitentalige werkelijkheid. In het communicatiemodel van Jakobson correspondeert de referentiële functie met de nadruk die in een tekst op de buitentalige context ligt. Ook in literaire teksten, waar de poëtische functie domineert (zie ook autoreferentialiteit [sien autoreferentieel, autoreflexief ), speelt die referentiële functie in mindere of meerdere mate mee. Literaire werken zouden nl. niet leesbaar zijn zonder verwijzing naar de reële of een mogelijke wereld die wij kennen uit onze ervaring of die we ons kunnen verbeelden op grond van onze ervaring. Zulks lijkt evident voor zgn. faction en docudrama, of ook voor historische romans (sien historische roman) , (auto)biografieën, naturalistische literatuur, enz.; het geldt echter eveneens voor zgn. Fictie zoals fantastische literatuur, gothic novel, sprookje, magisch realisme, enz. De werkelijkheid die in dit brede continuüm van literaire teksten wordt opgeroepen, is een ‘quasiwereld’ (R. Ingarden) en de mogelijke verwijzingen naar de werkelijke wereld (namen, geografische aanduidingen, historische gebeurtenissen e.d.) dienen dan ook in die context begrepen te worden. Vanuit dat oogpunt verschillen literaire teksten van gebruiksteksten (zie gebruiksliteratuur ), waar de referentiële functie meestal domineert.