(Lat. regere = richten, leiden; synoniemen: Fr. metteur en scène; Eng. producer; Am. director). De regisseur is in het moderne theater – overigens ook bij film, radio en tv – verantwoordelijk voor de spelleiding, de toneelschikking en de mise-en-scène. Hij geeft, als scheppend kunstenaar, gestalte aan zijn visie via acteurs en scenische elementen. Omdat theater zo’n direct en publieksbetrokken medium is, hangen de artistieke visie van de regisseur en de veruitwendiging ervan, meer dan in andere kunstvormen, nauw samen met economische, politieke en artistieke tendensen in de maatschappij.
Steeds terugkerende polen waartussen regieopvattingen zich bewegen, zijn: engagement vs. estheticisme, acteur vs. regisseur, publiek vs. scenisch gebeuren, illusionisme (illusie) vs. VERVREEMDING. Om de continua tussen deze polen te bespelen, staan de regisseur materiële middelen ter beschikking zoals decor, rekwisieten en geluiden. Tot in de negentiende eeuw lag de regie in handen van verschillende bij het theater betrokken personen: bij de auteur (Grieken), bij een persoon die het spel ordende (middeleeuwen), bij pedagogen/priesters (jezuïetendrama), bij de architect (renaissance/barok) en bij de voornaamste spelers (in de latere beroepsgezelschappen). Pas rond de eeuwwisseling manifesteert de regie zich als een aparte discipline met namen als André Antoine in Frankrijk (naturalistisch (sien NATURALISME) theater), Max Reinhardt (massaregie) en Erwin Piscator (revolutietoneel, grondlegger van episch theater) in Duitsland. In de Russische traditie zijn te vermelden: K.S. Stanislavski (symbolisch theater, theater van de authenticiteit), V. Meyerhold (constructivisme) en A. Tairov (dans en pantomime). Recentere ontwikkelingen vindt men bij Bertolt Brecht (VERVREEMDING), Antonin Artaud (Théâtre de la cruauté), Grotowski (théâtre pauvre) en Peter Brook (Happening en ‘Living Theatre’). Zie ook dramaturg, opvoeringsanalyse, theater.
Literatuur: A. Villiers, ‘Mise en scène et création. Réflexions d’un metteur en scène’ in Recherches poétiques, 1976, pp. 327-346. B. Hunningher, De opkomst van modern theater: van traditie tot experiment, 1983. H. van Schaik, Mise en scène en dramaturgie-onderwijs, 2002. K. Hupperetz, Regie in het theater: de regisseur in het Nederlandse theater van de twintigste eeuw, 2003.