Algemene aanduiding van die middeleeuwse verhalen die de avonturen van ridders tot onderwerp hebben. De vroegste geschreven ridderromans dateren van de late elfde eeuw en ze bleven populair tot in de late vijftiende eeuw (met nawerking tot in de zeventiende eeuw). Ridderromans kunnen behoren tot de categorie van het chanson de geste of van de hoofse roman, en vertonen bijgevolg verschillende formele en inhoudelijke kenmerken. Naar verhaalstof kunnen de ridderromans ingedeeld worden in Karelepiek, arthurepie, kruisvaartromans (sien kruisvaartepiek), antieke romans (sien Antieke, antiquiserende roman) en oosterse romans (sien Oosterse roman).
Ridderromans werden aanvankelijk in rijmende versvorm geschreven, maar vanaf 1200 wint het proza geleidelijk aan veld. In de late veertiende en vijftiende eeuw worden er vele berijmde ridderromans omgezet in proza; ze krijgen met de opkomst van de boekdrukkunst nog een verdere verspreiding in de (vaak verkorte en vereenvoudigde) vorm van de prozaromans of volksboeken (sien volksboek).
Op het einde van de middeleeuwen beantwoordde het beeld van de ridder niet meer aan zijn maatschappelijk belang. Chaucer parodieerde de ridderroman in zijn Tale of Sir Topaz (ca. 1390) en twee eeuwen later bracht Cervantes met zijn Don Quijote (1605-1615) het genre de genadeslag toe, al bleven de amadisromans tot ver in de zeventiende eeuw succes kennen.
Literatuur: E. Köhler, Der altfranzösische höfische Roman, 1978. E. van den Berg, ‘Genre en gewest: de geografische spreading van de ridderepiek’ in Tijdschrift voor Nederlandsche Taal- en Letterkunde, 1987, pp. 1-36 (DBNL 2003). Le roman chevaleresque tardif, themanummer van Études Françaises, 1996. J.D. Janssens (red.), Op avontuur. Middeleeuwse epiek in de Lage Landen, 1998. F. van Oostrom, ‘De lage landen en het hooggebergte. Middelnederlandse ridderromans in Europese context’ in Literatuur, 2000, p. 3-12.D. Janssens & V. Uyttersprot, Superhelden op perkament. Middeleeuwse ridderromans in Europa, 2005.