Specifieke vorm van visuele poëzie, vooral binnen het futurisme en het dadaïsme waarbij het woord bevrijd werd van zijn lineaire volgorde, van zijn traditionele typografie en van de klassieke bladspiegel. Woorden werden aan-toon-baar gemaakt door ze in verschillende lettertypes, lettergroottes en letterstijlen over de bladzijden aan te brengen. De futuristische (sien Futurisme) poëzie (‘parole in libertà’) bestaat op die manier uit gefantaseerde of willekeurig gekozen woordcombinaties, ritmisch verbonden of tegen elkaar uitgespeeld door de variatie van klank- en letterbeelden en door de spanning tussen bedrukte en onbedrukte ruimtes.
Onder invloed van het Berlijnse dadaïsme experimenteerde ook de Vlaamse dichter Paul van Ostaijen omstreeks 1920 met de grafische ruimte in de poëzie. In de ritmische typografie liet hij het gedrukte woord werken als “de vertaling van het muzikale in het grafische”. De ritmische typografie evolueerde verder enerzijds in de richting van de fonetische poëzie (klankgedichten, Dts. Lautgedicht) die zuivere en abstracte klank- en beeldvormingen nastreeft, en anderzijds in de richting van experimenten met een zuiver esthetische typografische vormgeving. Dichter-drukkers als Hendrik Werkman en Hansjörg Mayer leverden prachtige vernieuwende staaltjes af van poëziedrukwerk. Zie ook constructivisme, 2.