Ruimte, opgeroepen binnen het literaire werk door weergave van gebeurtenissen en personages (impliciet) of door beschrijving (expliciet). Op grond van de verschillende manieren van ruimte-evocatie werd door F.C. Maatje een onderscheid gemaakt tussen epische, lyrische en dramatische ruimte. Deze laatste onderscheidt zich van de eerste twee door de tastbare ruimte die via optredende acteurs en de enscenering wordt geconcretiseerd op het toneel (zie ook vierdewandfictie). De lyrische ruimte van haar kant is te vergelijken met een ‘beeld’; terwijl de epische ruimte tussen beeld (beschrijving) en handeling beweegt.
Wat die epische ruimte betreft: men maakt gewoonlijk een onderscheid tussen ‘plaats’ (Dts. ‘Lokal’), d.w.z. de objectiveerbare positie waar de personages van een verhaal of toneel zich bevinden en waar de gebeurtenissen plaatshebben, en anderzijds ‘ruimte’, d.w.z. de plaats gezien in relatie tot de subjectieve waarneming ervan via gezicht, gehoor of gevoel (geziene of beleefde ruimte) door een personage of vertelinstantie (zie ook focalisatie).
De ruimtepresentatie in een verhaal of toneelstuk kan verschillende functies hebben: concretisering (bv. door gedetailleerde beschrijving van de plaats van de handeling), sfeerschepping (relatie tussen ruimte en personages), thematisering (het verhaal ‘gaat over’ de ruimte, die daardoor zelf actief de handeling zal beïnvloeden, zoals in gothic novels (sien gothic novel) , sciencefiction (SF) romans en ook streekliteratuur), patroon van of voorwaarde voor het handelingsverloop (bv. in reisverhaal resp. briefroman), karakterisering (bepaalde personages hebben een voorkeur voor een bepaald soort ruimte) en symbolisering (opbouw van semantische opposities, zoals een tegenstelling bos = natuur = passie versus stad = cultuur = rede, die een dynamische relatie hebben met personages en handelingsverloop). De laatstvermelde functie is ook typisch voor de ruimte in de lyriek.
Ruimtes die in verschillende teksten telkens met bepaalde gebeurtenissen worden verbonden, worden topoi (sien topos, topiek) genoemd: zo is de locus terribilis (Lat. angstaanjagende plaats; verg. locus amoenus) kenmerkend voor de gothic novel, die booswichten bij uitstek ten tonele voert in onderaardse krochten, vervallen kastelen e.d.
Literatuur: M. Blanchot, L’espace littéraire, 2003 (1955).F.C. Maatje, ‘Literaire-ruimtebenadering’ in Forum der letteren, 1965, pp. 1-16. J. Frank, ‘La forme spatiale dans la littérature moderne’ (Fr. vert.) in Poétique, 1972, pp. 244-266. J. Weisgerber, Proefvlucht in de romanruimte, 1972. Id. L’espace romanesque, 1978. G. Zoran, ‘Towards a Theory of Space in Narrative’ in Poetics Today, 1984, pp. 309-336. W.M. Speelman (red.), Ruimten. Aanzetten tot een semiotiek van de ruimte, 1995. Literatuur: J. Francese, Narrating Postmodern Time and Space, 1997. J.-H. Bakker, Tijd van lezen: transformaties van de literaire ruimte, 1999. X. Garnier, Qu’est-ce qu’un espace littéraire?, 2006