(Oudnoors rûn = geheim, toverteken). Cryptische Oudgermaanse lettertekens, geassocieerd met mysterie en magie. Het runenalfabet, futhark genoemd naar de eerste zes letters (th is één letter), bestond in Scandinavië uit 24 tekens, in Engeland uit 29. Aan de basis van het tekensysteem zou vermoedelijk het Griekse of het Romeinse alfabet liggen dat naar men vermoedt door de Germanen aangepast werd om het in hout of op duurzame materialen te kunnen kerven.
Drie strofische gedichten, een Oudengels (achtste eeuw), een Noors (dertiende eeuw) en een IJslands (vijftiende eeuw), die de namen van de runen verklaren, worden runenliederen genoemd. Ze zijn op de eerste plaats mnemotechnisch, maar tonen wel aan hoe de runentekens werden aangeleerd en geduid.
Literatuur: A. Bammesberger (red.), Old Englisch Runes and Their Continental Background, 1991. M. Philippa & A. Quack, Runen: een helder alphabet uit duistere tijden, 1994. W. Krause, Les runes, 1995. T. Looijenga & A. Quack (red.), Frisian Runes and Neighbouring Traditions, 1996. C. Giliberto, Le iscrizioni runiche sullo sfondo della cultura frisone altomedievale, 2000. T. Spurkland & B. van der Hoek, Norwegian Runes and Runic Inscriptions, 2005.