Tableau (vivant)

(Fr. (levend) schilderij < Lat. tabula). Onder tableau vivant verstaat men de statische uitbeelding door levende personages van een historische of Bijbelse gebeurtenis, van allegorische situaties, van zinspreuken of van bekende schilder- en beeldhouwwerken. Tijdens de middeleeuwen werden dergelijke tableaux vivants (Ndl. toog; Eng. pageant) ingelast in de mysteriespel en de moraliteiten (sien Moraliteit, morality play), zoals later in het burgerlijk DRAMA. Ook bij de rederijkers(kunst) waren ze – op de scène of op een toneelwagen – zeer in trek, bv. ter gelegenheid van koninklijke intochten. Nu nog worden tableaux vivants in processies en praalstoeten op wagens meegevoerd. Zie ook wagenspel.

Bij uitbreiding: statisch tafereel (soort groepsfoto) bij het begin of einde van een dramatische opvoering, zoals de laatste scène van De revisor  (1836) van Gogol. In een roman: brede, personenrijke schildering, door de symbolische geladenheid verwant met het episch beeld, door de beweeglijkheid en dialoog verwant met de epische scène, bv. in Salammbô (1862) van G. Flaubert.

Literatuur: W.R. Berger, ‘Das Tableau. Rührende Schluß-Szenen im Drama’ in Arcadia, 1989, pp. 131-147. W.M.H. Hummelen, ‘Het tableau vivant, de ‘toog’, in de toneelspelen van de rederijkers’ in Tijdschrift voor Nederlandsche taal- en letterkunde, 1992, pp. 193-222 (DBNL 2003).B. Ramakers, Spelen en figuren. Toneelkunst en processiecultuur in Oudenaarde tussen Middeleeuwen en Moderne Tijd, 1996. S. Bussels & B. van Oostveldt, ‘De traditie van de “tableaux vivants” bij de plechtige intochten in de Zuidelijke Nederlanden (1496-1635)’ in Tijdschrift voor Geschiedenis, 2002, pp. 166-180.