(Gr. tauto-logein = hetzelfde zeggen). Stijlfiguur waarbij een begrip (ten minste) tweemaal volledig wordt uitgedrukt (bv. enkel en alleen). Tautologieën komen vaak voort uit slordigheid, maar soms uit stilistische overwegingen, nl. als een doelbewust middel om sfeer op te roepen of om nadruk te leggen.
Bv. Laat alles zijn
voorbij, gedaan, verleden
dat afscheid tusschen ons
en diepe kloven spant … (G. Gezelle, ‘Ego Flos’, 1898)
Als de tautologie bestaat uit twee synoniemen die nevengeschikt samengekoppeld worden, spreekt men in het Engels ook van een doublet of binomial (bv. law and order). Zie ook pleonasme.
Literatuur: J. Rey-Debove, ‘Le sens de la tautologie’ in Le Français Moderne, 1978, pp. 318-332. M. Frédéric, ‘La tautologie dans le langage naturel’ in Travaux de Linguistique et de Littérature, 1981, pp. 313-326.