Tempus

 

 

(Lat. tijd). In de narratologie de grammaticale tijd die karakteristiek zou zijn voor verhaalkunst, t.w. het (episch) preteritum. Dit impliceert geen verledentijdsaanduiding – al kan binnen het verhaal d.m.v. verschillende grammaticale tempora, ook door het preteritum, van de ene tijdslaag op de andere worden overgeschakeld – maar heeft veeleer ‘fictionaliserende’ waarde. ‘Er was eens …’ betekent nl. voor de lezer ‘er is nu in het verhaal’.

Literatuur: H. Weinrich, Tempus. Besprochene und erzählte Welt, 1964. W.J.M. Bronzwaer, Tense in the Novel, 1970.