Terzijde

 

 

(It. a parte). Toneelclausule die door een personage wordt uitgesproken buiten het kader van de ‘normale’ dialoog die het handelingsverloop draagt. Drie types worden onderscheiden. In het zgn. monologische (sien monoloog)  terzijde wordt niemand expliciet aangesproken; het personage spreekt tot zichzelf, waarbij het ‘onbewust’ informatie verschaft over zijn psychologie, zijn bedoelingen, de achtergrond van een situatie. De monologische aparte onderscheidt zich van andere vormen van alleenspraak doordat hij duidelijk ‘in de marge’ van het handelingsverloop geplaatst is: de andere personages hebben er geen weet van, ook al zijn ze aanwezig op de scène. In het zgn. dialogische terzijde zijn er twee of meer sprekers, die wat apart zijn opgesteld in de scenische ruimte en wier dialoog niet is bestemd voor de ‘centraal’ opgestelde personages, hoewel die vaak betrokken zijn bij wat besproken wordt (bv. afluisterscènes, bespieding, opzetten van een geheim plan). Dit procedé kan ook aangewend worden met humoristische bedoelingen wanneer denigrerend gesproken wordt over een ‘slachtoffer’ dat op de scène aanwezig is, maar dat (bij conventie) niets kan horen; het komische moment ligt dan meestal in de meerinformatie die ten nadele van het bedoelde personage wordt meegedeeld aan het publiek (dramatische ironie). Het derde type heet terzijde ‘ad spectatores’ (Lat. tot de toeschouwers gericht). Hier wordt het publiek expliciet aangesproken. Daardoor wordt het onderscheid bewust doorbroken tussen de interne dramatische communicatie (communicatie op de scène tussen de personages onderling) en de externe dramatische communicatie (communicatie tussen spelers en publiek), terwijl die scheiding althans principieel nog werd gehandhaafd bij de eerste twee vormen van terzijde. Zie ook vierdewandfictie.

De techniek van het terzijde werd in de oudheid herhaaldelijk toegepast door de blijspeldichter Plautus, later ook door Molière en andere komedieschrijvers. In toneelsatires, zoals in het sterk van romantische ironie getuigende Der gestiefelte Kater (1797) van L. Tieck, is het terzijde een vaak gehanteerd procedé om de getoonde handeling en het toneelgebeuren zelf te commentariëren en vaak te ridiculiseren. In het episch theater van B. Brecht krijgt het terzijde ad spectatores een heel bijzondere functie: de toneelillusie wordt radicaal doorbroken, de zelfbeslotenheid van het handelingsverloop wordt opgeheven, bv. doordat een acteur uit zijn rol stapt en deze toelicht. Dergelijke technieken kaderen in het door Brecht beoogde vervreemdingseffect, dat de toeschouwer wil wakker schudden en op het werkelijkheidsgehalte van de behandelde problematiek wil wijzen.

Literatuur: N. Fournier, L’aparté dans le théâtre français du XVIIe au XXe siècle, 1991.