Theater

 

 

(Gr. theatron = schouwplaats < theasthai = aanschouwen, met bewondering kijken naar). Verzamelnaam voor opvoeringsteksten die binnen een bepaalde cultuur een esthetische functie vervullen. Het tekenmateriaal is plurimediaal, d.w.z. dat de theateropvoering beschikt over akoestische (muziek, geluid, verbale en paraverbale elementen zoals klemtoon, tempo, accent e.a.) en visuele tekens (mimiek, gebaar, beweging, masker, kapsel, kostuum, evenals niet van de acteur afhankelijke tekens zoals decor, rekwisieten, belichting en ruimteconceptie). In die zin staat theater tegenover de dramatekst die als partituur voor de opvoering louter over grafisch-verbale tekens beschikt.

Theater is tevens het uitwisselingsproces dat plaatsvindt tussen acteurs, theaterapparaat en toeschouwers door middel van deze plurimediale tekst. Kenmerkend voor dit communicatieproces is de gelijktijdigheid van productie en receptie, waardoor elke theateropvoering eenmalig en onherhaalbaar is. Het kerngegeven van het theatrale communicatieproces is dat de acteurs door hun spel personages/objecten, levend in een fictionele wereld, creëren voor de toeschouwers. De communicatie vindt plaats op twee niveaus: 1. tussen de fictionele personages onderling in een fictionele wereld (Pfister noemt dit het ‘innere Kommunikationssystem’); 2. op het niveau van de toeschouwer, nl. tussen de voor hem gecreëerde wereld op de scène en hemzelf (‘aussere Kommunikationssystem’). Zie ook terzijde .

Het is uiteraard onmogelijk het fenomeen theater uitputtend en blijvend te definiëren. Elke groep of periode kiest immers uit het geheel van theatrale middelen enkele specifieke, dominante aspecten, die het meest adequaat uitdrukking geven aan de eigen problematiek. Zo legde Artaud ( théâtre de la cruauté ) in zijn werk de klemtoon op het non-verbale aspect van het theater, waar de Franse classicistische traditie en Goethes Weimartheater de verbale en paraverbale aspecten als dominant of specifiek beschouwden (zgn. teksttheater). Begrippen als theater en theatraliteit (opgevat als ‘specificiteit van het theater’) moeten dan ook als waardebeladen begrippen worden beschouwd, die constant in beweging zijn.

De Nederlandse term theater is enerzijds ruimer dan toneel, omdat ook ballet, dans, mime e.a. eronder ressorteren, anderzijds beperkter omdat het niet verwijst naar een verzameling, een oeuvre van literaire dramateksten (i.t.t. het Franse woord théâtre en het Nederlandse toneel). De vertaling van het Nederlandse drieluik drama-theater-toneel gaat in het Frans, het Duits en het Engels met enkele betekenisverschuivingen gepaard. Zie ook drama, toneel .

Literatuur: K. Elam, The Semiotics of Theatre and Drama, 1980. P. Pavis, Dictionnaire du théâtre, 1980. E. Fischer-Lichte, Semiotik des Theaters, 3 vols., 1983 (Eng. vertaling The Semiotics of Theatre, 1992).  Documenta (1983-). Etcetera (1983-). C. Tindemans, Drama en theater, 1984.  Theatricality, themanummer Theatre Research International, 1995. R.L. Erenstein e.a. (red.), Een theatergeschiedenis der Nederlanden, 1996.  Ph.B. Zarilli e.a. (red.), Theatre Histories. An Introduction, 2006.