(Dts. Zeitroman). 1. Roman waarmee beoogd wordt een realistisch beeld te geven van de eigen tijd. Vaak is een dergelijke roman tendentieus getint (tendensroman, )of vertoont hij een sterk documentair karakter. De benaming tijdroman kan zowel gelden voor sleutelromans (sien sleutelroman ) als voor idealiserende streekromans (sien streekliteratuur) , de sociale romans (Gesellschaftsromane) van bv. Freytag, Fontane en George Sand, en de naturalistische verhalen van Zola. Ook de twintigste-eeuwse oorlogsroman kan beschouwd worden als een vertegenwoordiger van deze romansoort.
2. De term tijdroman wordt ook gebruikt als algemene benaming voor romans die hoe dan ook een tijdsbeeld oproepen uit het verleden, het heden (tijdroman in de enge zin) of de toekomst. Als dusdanig ressorteren ook de historische roman en de utopische literatuur onder deze categorie.
3. In het Engelse taalgebied wordt de term ‘time novel’ meer in het bijzonder gebruikt voor (modernistische) romans waarin de tijd (het tijdsbewustzijn) het centrale thema is, zoals in Ulysses (1922) van J. Joyce, À la Recherche du temps perdu (1923-27) van M. Proust, of Der Zauberberg (1924) van Th. Mann.
Literatuur: P. Hasubek, ‘Der Zeitroman. Ein Romantypus des 19. Jahrhunderts’ in Zeitschrift für Deutsche Philologie, 1968, pp. 218-245. R. Hillman, Zeitroman: the novel and society in Germany 1830-1900, 1983.