Topos, topiek

 

 

(Gr. plaats). Bij de Grieken (Aristoteles’ Topica) en de Romeinen was de topiek een hulpmiddel bij het uitwerken van redevoeringen: een arsenaal van thema’s en argumenten (zie inventio bij redevoering ) die de spreker gebruikt om zijn toehoorders te overtuigen. Geleidelijk werd het begrip uitgebreid tot andere literaire genres. Bekende topoi zijn bv. de bescheidenheidsformule, en de aanroeping van goden of muzen bij het begin van een werk (zie invocatio ), het gevonden manuscript, de Natureingang  aan het begin van middeleeuwse gedichten, de  locus amoenus , enz. Bij veelvuldige herhaling kunnen ze clichés (sien cliché)  (gemeenplaatsen) worden. Zie ook ruimte.

Literatuur: M. Baeumer (red.), Topikforschung, 1973. L. Bornscheuer, ‘Topik’ in Reallexikon der deutschen Literaturgeschichte, 1981, pp. 454-475. C. Angelet, Topos en literatuuronderzoek; roman en peritekst, 1995. J. Herman & F. Hallyn, Le topos du manuscrit trouvé, 1999. Th. Schirren & G. Ueding, Topik und Rhetorik, 2000.