Tragikomedie

 

 

Toneelstuk dat niet in één enkele toonaard is geschreven, maar dat verwantschap vertoont én met de komedie én met de tragedie. De verwantschap met de tragedie blijkt uit het behoud van het ernstige karakter der gebeurtenissen. Anderzijds onderscheidt de tragikomedie zich van de tragedie door zijn protagonist die meestal een antiheld is, door de afwezigheid van waarachtige pathos (verhevenheid) en door een andere gerichtheid van het spanningsverloop, namelijk een niet-rechtlijnige ontwikkeling naar een happy end(ing) .

Sinds de zestiende eeuw is er een steeds grotere vermenging van tragische elementen in de komedie en van komische in de tragedie waar te nemen. Veel invloed hierop had het werk van Guarini, Il pastor Fido (ca. 1683). In de baroktijd – bloeitijd van de tragikomedie – werden er allerlei experimenten gedaan met toneel op het toneel , dubbelgangers, maskers (sien Maskerspel/masque ), schijndoden en zo meer.

Literatuur: M.T. Herrick, Tragicomedy. Its origin and development in Italy, France, and England, 1962. K.S. Guthke, Modern Tragicomedy. An investigation into the nature of the genre, 1966. R. Guichemerre, La tragicomédie, 1981. D. Hirst, Tragicomedy, 1984. F. Ran-Moseley, The Tragicomic Passion: a history and analysis of tragicomedy and tragicomic characterization in drama, film, and literature, 1994.