1. Instantie die teksten (kopij) aantrekt, ze laat drukken en zorgt voor de distributie van de publicaties (Boek , tijdschrift , cd-rom, enz.). De uitgever staat aldus tussen auteur, tekst en koper/lezer, en vervult een centrale positie in het algemene boekenbedrijf. Tot in de negentiende eeuw gebeurden het uitgeven, drukken, binden en verkopen vaak door dezelfde personen; nu zijn deze functies veel duidelijker onderscheiden. Alle werken en tijdschriften in de handel gebracht door een uitgeverij, waarop deze tevens het publicatierecht bezit, noemt men het fonds ervan. De taken van de uitgever omvatten: het selecteren of laten schrijven van manuscripten, het concipiëren van reeksen en (meer in het algemeen) het bepalen van het profiel van het fonds (zie ook imprint ), de tekstredactie (o.m. editing , drukproeven), de productie (i.s.m. grafische specialisten en drukkers) en verder de kostenberekening, marketing, distributie, promotie, enz. van het eindproduct. Uitgevers zijn doorgaans gespecialiseerd in bepaalde segmenten van de boekenmarkt: de academische wereld, de triviaalliteratuur, het educatieve boek, enz. Meer en meer treedt concernvorming op in de uitgeverswereld, zelfs op internationale schaal. Daarbij wordt de beslissingsmacht grotendeels geconcentreerd en wordt de auteur vaak in een afhankelijke rol gedwongen.
2. In engere zin staat uitgever voor de tekstbezorger, d.i. de persoon die een door iemand anders geschreven tekst klaar maakt voor het drukken editing ,teksteditie).
Literatuur: F.A. Mumby & I. Norrie, Publishing and Bookselling, 1974. L. Simons, Geschiedenis van de uitgeverij in Vlaanderen, 2 vols., 1984-1987. R. Chartier & H.-J. Martin (red.), Histoire de l’édition française, vol. 3, 1985. L. Simons, ‘Het bedrijf van de uitgever’ in C. Dekker e.a. (red.), De lokroep van het bedrijf, 2001, pp. 161-175.