(It. villano = landelijk). Synoniem voor landelijk lied. Dit genre was vooral in Italië rond het einde van de vijftiende eeuw populair. De structuur was eerst vrij onzeker (gewoonlijk vier strofen van acht verzen met refrein )maar kreeg later, in de zestiende eeuw, vaste vorm: vijf drieregelige strofen (terzinen [sien terzine ) en een vierregelige eindstrofe (kwatrijn ) met twee wisselende rijmen. De eerste en de laatste regel van de eerste terzine worden afwisselend als keerrijm in de andere strofen herhaald. Pol de Mont publiceerde enkele villanella’s in de bundel Fladderende vlinders (1885). Ook recentelijk wordt het genre beoefend, o.m. door M. Veltman (Negentien villanellen, 1985). Een voorbeeld uit de Engelse literatuur is W. H. Audens ‘If I could tell you’ (1940):
Time will say nothing but I told you so,
Time only knows the price we have to pay;
If I could tell you I would let you know.
If we should weep when clowns put on their show,
If we should stumble when musicians play.
Time will say nothing but I told you so.
There are no fortunes to be told, although,
Because I love you more than I can say,
If I could tell you I would let you know.
The winds must come from somewhere when they blow,
There must be reasons why the leaves decay;
Time will say nothing but I told you so.
Perhaps the roses really want to grow,
The vision seriously intends to stay:
If I could tell you I would let you know.
Suppose the lions all get up and go,
And all the brooks and soldiers run away;
Will Time say nothing but I told you so?
If I could tell you I would let you know.
Literatuur: B.M. Gallanti, Le villanelle alla napolitana, 1954. M. Veltman, Negentien villanellen, 1985. R.E. McFarland, The Villanelle: the evolution of a poetic form, 1987. H.H. Polzer & A. van der Putte, Versvormen. Leesbaar handboek, 2000.