Termen uit de esthetica en de cultuurfilosofie die, naar analogie met het karakter van een Griekse god, twee polaire geesteshoudingen, kunstenaarstypes of wereldbeschouwingen aanduiden. Dionysisch, afgeleid van de god Dionysus, verwijst naar een houding gekenmerkt door roes, extase en bedwelmende zinnelijke beleving. Felle bewogenheid, expressieve vormgeving en het verlangen om de grenzen van de normaliteit te overschrijden, creëren een mystiek eenheidsbesef. Daartegenover duidt apollinisch, verwijzend naar de god Apollo, een houding aan waarop rede, begrenzing en evenwicht hun stempel drukken. Het begrippenpaar stamt uit de Duitse romantiek (Schelling), maar werd vooral door F. Nietzsche uitgewerkt in Die Geburt der Tragödie aus dem Geiste der Musik (1872).
Literatuur: E. Kunne-Ibsch, Die Stellung Nietzsches in der Entwicklung der modernen Literaturwissenschaft, 1972, hfst. 5. B.A. Kruse, Apollinisch-Dionysisch: moderne Melancholie und Unio mystica, 1987.