Het is onzinnig een vooropgezette, statische definitie van het begrip literatuur te willen geven, omdat ‘definities’ in verband met literatuur veranderlijk zijn wegens hun afhankelijkheid van het zich steeds ontwikkelende literaire feit (sien Literair feit) (Tynjanov). Het moderne concept ‘literatuur’ ontwikkelde zich overigens pas aan het einde van de achttiende eeuw, blijkbaar parallel met een groeiende autonomie van het literaire systeem. Alleen op basis van de evolutie kan men dus bepaalde definities vooropstellen of beoordelen. Daarbij blijkt dat eigenschappen van literatuur die fundamenteel en primair lijken (bv. versvorm, beeldspraak e.d.), voortdurend veranderen en dat zij de literatuur als zodanig niet karakteriseren. Toch wordt in de praktijk een onderscheid gemaakt tussen literaire en niet-literaire teksten binnen een gegeven cultureel systeem. Dit gebeurt meestal vanuit twee gezichtspunten: de functie en de interne organisatie van de teksten in kwestie (J. Lotman). Vanuit het eerste gezichtspunt kan men als literatuur beschouwen: elke verbale tekst die binnen een bepaalde cultuur een esthetische functie vervult. Dit is niet uitsluitend afhankelijk van de bedoeling van de auteur: een sacrale tekst uit de oudheid bv. kan binnen de huidige cultuur als ‘literatuur’ worden gerecipieerd. Om esthetisch te kunnen functioneren, moet een tekst echter op een specifieke manier zijn opgebouwd (zie ook poëtische functie en literariteit). Hier komt dus de vraag van de interne tekstorganisatie aan de orde.
Een definitie van literatuur impliceert aldus zowel een specifieke functionering van bepaalde teksten binnen een systeem van teksten die tot een gegeven cultuur behoren, als een eigengeaarde structurering. De relatie tussen beide wordt bepaald door het type van cultuur waaronder de teksten ressorteren (zie esthetiek van de identiteit/oppositie (sien ESTETIKA VAN IDENTITEIT EN ESTETIKA VAN TEENSTELLING (OPPOSISIE). Het zijn m.a.w. de modellen, normen en waarden van een gegeven cultuur die in de bepaling en ontwikkeling van de literatuur een belangrijke rol spelen. Vandaar de gelaagdheid van elk literair systeem in een top (meest waardevolle, na te volgen literatuur, literatuur met een grote L) en een basis (als tegengesteld aan die bovenlaag), waartussen voortdurend interacties plaatsvinden (zie Polysysteem (theorie)). Hier wordt duidelijk dat literatuur veel meer is dan een geheel van teksten, dat ze veeleer beschouwd kan worden als een geordende vorm van artistieke communicatie. Derhalve moet de vraag gesteld worden in hoeverre ‘literatuur’ al dan niet (uitsluitend) aan (geschreven) taal gebonden kan worden en in hoeverre oudere (orale literatuur) en nieuwe kunstuitingen (bv. film) deels ook tot het gebied van de literatuurstudie behoren. Overlappingen met andere vormen van artistieke communicatie zijn overigens niet compromitterend voor de literatuur of voor het onderzoek; ze behoren tot de kenmerken zelf van het literaire fenomeen.
Ten slotte weze nog opgemerkt dat de term ‘literatuur’ zeer vaak, en blijkbaar in de meeste talen, naar een eigen (literaire) traditie verwijst die zich synchronisch/diachronisch zou onderscheiden van andere tradities. In het alledaagse, maar ook in het academische taalgebruik wordt nogal systematisch verondersteld – ten onrechte – dat een dergelijke ‘literatuur’ noodzakelijk nationaal zou zijn (zie nationale literatuur).
Literatuur: R. Escarpit, ‘La définition du terme ‘Littérature’’ in Proceedings ICLA, 1962, pp. 77-89. J. Lotman, ‘The Content and Structure of the Concept of Literature’ in PTL, 1976, pp. 339-356 (Ned. vert. in B. van Heusden e.a. (red.), Tekstboek literaire cultuur, 2001, pp. 152-166). R. Robin, ‘Extension et incertitude de la notion de littérature’ in M. Angenot e.a. (red.), Théorie littéraire, 1989, pp. 45-49. But what is Literature? Literary Studies and the Question of Definition, themanummer van SPIEL, 1992; zie ook SPIEL, 1997. A. Marino, The Biography of ‘The Idea of Literature’: From Antiquity to the Baroque, 1996. W. van den Berg, Over literatuur, 2000. D. Attridge, The Singularity of Literature, 2006.