No

Traditionele Japanse toneelvorm, die teruggaat tot de veertiende eeuw. Invloeden van religieuze rituelen, hofceremonies en dansen bleven erin bewaard. No-stukken worden gespeeld op een vrij kleine vierkante scène in de hoek van het theatergebouw. Over de gehele breedte is deze scène door een loopbrug met de kleedkamers verbonden. Achteraan op de scène zitten een aantal muzikanten en rechts het koor. De functie van dit koor kan worden vergeleken met die van het koor in een Griekse tragedie. De acteurs zijn enkele mannen wier gelaat achter kunstige maskers verborgen blijft. Er is weinig actie in het spel, het drama voltrekt zich langzaam en is bijna volledig verinnerlijkt. Het taalgebruik is poëtisch en emotioneel geladen. De belangrijkste schrijver van no-spelen is Seami Motokiyo (1363-1443). Sinds het begin van de twintigste eeuw wekte het no-spel grote bewondering in het Westen en auteurs als Pound, Yeats, Eliot en Claudel ondergingen er de invloed van. Een indrukwekkende bewerking van een no-spel is B. Brittens Curlew River (1964).

Literatuur: Y. Nakamura, Noh: the classical theatre, 1971. E. De Poorter, ‘Het Japanse No-toneel’ in Dietsche Warande en Belfort, 1975, pp. 683-691. K. Komparu, The Noh Theater: principles and perspectives, 1983.