Neoromantiek

Men spreekt van neoromantiek of nieuwe romantiek, wanneer de romantische sensibiliteit zich ook in latere periodes dan die van de historische romantiek als een min of meer coherente artistieke beweging manifesteert.

1. In het Duitse taalgebied noemt men Neuromantik een literaire stroming die zich tussen 1890 en 1920 kenbaar maakte als een reactie op het materialistische NATURALISME. Ter onderscheiding van gelijkaardige contemporaine artistieke bewegingen als Impressionisme en decadentisme (sien DEKADENSIE) verstaat men onder Neuromantik de interesse voor het wonderbaarlijke, niet-alledaagse zoals in het oeuvre van o.a. de jonge Hofmannsthal en Hesse.

In het Nederlandse taalgebied dient zich in het begin van de twintigste eeuw een neoromantiek aan die, in reactie op het impressionisme en naturalisme, voor een irreëel, historisch en exotisch kader opteert. Zo wordt het werk van romanschrijvers als Arthur van Schendel en Aart van der Leeuw, en van dichters als Adriaan Roland Holst en Jacques Bloem, gekenmerkt door de thematiek van het verlangen en het wegzwerven uit het burgerlijk bestaan. Een onvervulde bestaanservaring zet zich om in een drang naar spiritualiteit, terugkeer naar de kindertijd of expansie in de ruimte, in een poging het onbestemde verlangen inhoud te geven. De grondtoon is die van intieme gemoedelijkheid en stille weemoed. Op een eigen manier neoromantisch is het werk van Geerten Gossaert, Felix Timmermans en ook sommige teksten van Couperus.

2. Met betrekking tot de recente literatuur gebruikt men de term neoromantiek (Dts. Sensibilität, Fr. nouvelle subjectivité) om een lichting auteurs, vooral dichters uit de jaren 70-80, aan te duiden die in sensibiliteit, thematiek en vormentaal romantische trekken vertonen. In een economisch en cultureel klimaat van ‘stagnatie, uitzichtloosheid, berusting en nostalgie’ zoeken ze de oplossing voor het menselijk tekort in de intimiteit van het eigen ik, in de verbeelding, in een drang naar het absolute. Verschillende aspecten van de romantische grondhouding komen hier aan bod: schoonheidscultus, doodsverlangen, ervaring van maatschappelijke overbodigheid en melancholie. Nu eens neemt het de vorm aan van zelfbetrokken meditaties op de vergankelijkheid, dan weer gaat het om een cultiveren van landerigheid, of is het een verzuchting om ongereptheid. In een meer intellectualistische variant wordt deze grondhouding sterk geïroniseerd in pasticherende (sien Pastiche) versvormen, waarbij men teruggrijpt naar de vaak grimmige romantische ironie van negentiende-eeuwse dichters, bij ons bv. naar Piet Paaltjens en de Schoolmeester. Voor Vlaanderen dient als voorloper en representant de jonggestorven dichter Jotie ‘t Hooft vermeld, en verder Luuk Gruwez, Eriek Verpale, Daniel Billiet, enz. In Nederland rekent men o.a. Gerrit Komrij, Levi Weemoedt en Anton Korteweg tot de neoromantici.

Literatuur: W. Paulsen (red.), Das Nachleben der Romantik in der modernen deutschen Literatur, 1969. H. Brems & G. van Hoof (inleiding en samenstelling), De Nieuwe Romantiek. Situering en bloemlezing, 1981. Kunst in de jaren zeventig, themanummer Nieuw Vlaams Tijdschrift, 1982.