(Lat. parallellisme van de versdelen). Karakteristiek opbouwprincipe van de Hebreeuwse poëzie, ook wel ‘gedachterijm’ genoemd. Het oude Hebreeuwse vers valt gewoonlijk uiteen in twee ongeveer gelijke delen die met elkaar in dialoog staan. Talrijke voorbeelden vindt men in het Bijbelse Boek van de Psalm). Men onderscheidt drie verschillende soorten:
– Synoniem parallellisme, waarbij in beide vershelften dezelfde gedachte met andere woorden uitgedrukt wordt. Bv.:
God, luister naar mijn gebed,
hoor wat ik tracht u te zeggen. (Ps. 54, 4).
– Antithetisch parallellisme, waarbij in het tweede versgedeelte met tegenovergestelde gedachten en beelden gewerkt wordt. Bv.:
Meer heeft de rechtvaardige aan weinig
dan zovele bedriegers aan rijkdom. (Ps. 37,16).
– Synthetisch of aanvullend parallellisme, waarbij het tweede versdeel het eerste aanvult door de zin nader uit te werken of te verduidelijken. Van eigenlijk ‘gedachterijm’ is hier geen sprake meer. Bv.:
Tot U roep ik, Heer die mijn rots zijt:
stoot mij niet terug door uw zwijgen;
bleeft Gij tegen mij zwijgen – ik werd
als die in de groeve gedaald zijn. (Ps. 28,1).
Literatuur: J.L. Kugel, The Idea of Biblical Poetry: parallelism and its history, 1981.