Parodie

(Gr. para = naast, tegen; oidè = zang; vandaar tegenzang, vals akkoord). Aanvankelijk de grappige tegenhanger van de rapsodie. De parodisten hadden als functie het publiek te amuseren wanneer de rapsoden (sien Rapsode) pauzeerden; ze keerden hun verzen als het ware om in komische teksten zonder daarbij de intrige te veranderen.

Later, meer algemeen, een werk dat een bekend, ernstig literair voorbeeld, een bepaalde stroming of een bepaalde manier van schrijven belachelijk maakt door typische kenmerken ervan spottenderwijze (bv. door hyperbolisering (sien Hyperbool ) na te bootsen. De parodie kan aldus beschouwd worden als een vorm van metatekstualiteit : ze fungeert tegen de achtergrond van het model dat ze bewust deformeert. Als procedé kan de parodie uiteraard in alle teksttypes toegepast worden. Ze kan komisch-goedbedoeld zijn, maar meestal zit er toch een polemisch of destructief moment in doordat ze een breuk aangeeft met werken en stromingen die als voorbijgestreefd ervaren worden.

Parodieën werden geschreven door de eeuwen heen. Enkele bekende voorbeelden: in Griekenland Margites als parodie op de Ilias; in Rome Petronius’ Satyricon als parodie op de Odyssee; tijdens de middeleeuwen en de renaissance Cervantes’ Don Quijote als parodie op de ridderroman en Rabelais’ Gargantua et Pantagruel als parodie op de scholastiek; in de achttiende eeuw Fieldings Shamela als parodie op Richardsons Pamela. In onze literatuur zijn de parodieën van Piet Paaltjens (= F. Haverschmidt) bekend, net als een aantal passages uit Woutertje Pieterse (1862-77) van Multatuli en de Grassprietjes (1885) van Cornelis Paradijs (pseudoniem van Frederik van Eeden). Een recenter voorbeeld is de roman De mentor (1988), die Leo Geerts onder het pseudoniem Marcel van der Linden schreef als parodiërende repliek op Mulisch’ De pupil (1987). Daar de parodie bekendheid met het geparodieerde werk veronderstelt zijn het vooral bestsellers (sien Bestseller) die er het ‘slachtoffer’ van worden. Niet zelden poogt men aldus een graantje van het commercieel succes mee te pikken. De Harry Potterboeken en de crypto-religieuze thrillers van Dan Brown lenen zich dan ook goed voor parodieën. Zo is er een heuse parodie-industrie ontstaan rond Harry Potter, zoals M. Gerbers romans rond de figuur van Barry Trotter, o.m. Barry Trotter and the Order of the Penis, als parodie op J.K. Rowlings Harry Potter and the Order of the Phoenix. Verder ook Porri Gatter door Andreyi Zhvalevskiyi en Igor Miyt’ko, Tanya Grotter door Dmitri Yemetz, Parry Hotter door K.C. Ellis en de Harry Plodder-reeks van Desmond Devlin. Da Vinci Cod is een parodiërende persiflage van Dan Browns The Da Vinci Code, en Tolkiens The Lord of the Rings moet het ontgelden in Bored of the Rings van Harvard Lampoon. Zie ook Travestie, pastiche, persiflage.

Literatuur:. Hutcheon, A Theory of Parody, 1986. G.S. Morson, ‘Parody, History and Metaparody’ in G.S. Morson & C. Emerson (red.), Rethinking Bakhtin, 1989, pp. 63-86. M.A. Rose, Parody: ancient, modern, and postmodern, 1993. D. Sangsue, La  parodie, 1994. J.A. Dautzenberg, ‘Mijn speelen is leeren: de parodie als literatuurbeschouwing’ in H. van Lierop-Debrauwer e.a. (red.), Het paard van Troje, 1996, pp. 70-78. P. Mildonian (red.), Parodia, Pastiche, Mimetismo, 1997. B. Johnson, The Mode of Parody. An Essay at Definition and Six Studies, 2000. S. Dentith, Parody (The New Critical Idiom), 2000. Themanummer van Texte: revue de critique et de théorie littéraire, 2005. R.F. Glei & R. Seidel (red.),  ‘Parodia’ und Parodie. Aspekte intertextuellen Schreibens in der lateinischen Literatur der frühen Neuzeit, 2007.