(Lat. pastoralis = herderlijk < pastor = herder). 1. Dichtkunst die de liefde voor het platteland bezingt en die steeds een idyllisch, ongerept en vredig natuurkader oproept. Het synoniem arcadische literatuur verwijst naar het bergachtige middenland van de Peloponnesus (Gr. Arcadia). Centraal staat het leven van herders en herderinnen, soms ook van jagers en boeren met steeds weerkerende motieven als liefde, zang-, dans- en muziekwedstrijden en de zorg voor het vee; vandaar ook bucolische literatuur (Gr. boukolos = het vee hoedend). Deze poëzie kende in de Griekse literatuur haar grootste bloei tijdens het hellenisme in het werk van Theocritus en in de Latijnse literatuur bij Vergilius (Bucolica). Bij deze laatste vindt men reeds toespelingen op de actualiteit. Deze tendens vindt men terug in de herderspoëzie van de renaissance, de barok en de rococo in heel West-Europa. Zie ook anacreontische (sien Anacreontisch) poëzie, ecloge.
2. Vaak was de herderspoëzie in dialoog geschreven, zo bv. in de Franse hoofse pastourelle uit de dertiende eeuw. Hieruit ontstond een dramatisch genre, het herdersspel (bv. Guarini, Il pastor fido, 1590), en opera-achtige toneel- en zangstukken, vooral in Italië aan het einde van de zestiende eeuw. Zie ook Comédié pastorale.
3. Reeds in de Griekse literatuur bestond er een epische variant, de herdersroman. De bekendste werd geschreven door Longus: Daphnis en Chloë, in de eerste helft van de derde eeuw n.C. Ook deze verhalende vorm kende succes in West-Europa vanaf de Italiaanse renaissance (bv. Boccaccio, Ninfale fiesolano, 1344; Sanazarro, Arcadia, 1501-04; Montemayor, Diana, 1558). Door toespelingen op politieke situaties en kritiek op het hofleven is de herdersroman verwant met de sleutelroman. De meest invloedrijke herdersroman uit de zeventiende eeuw is L’Astrée van H. d’Urfé (1619).
Literatuur: M.I. Gerhardt, Essai d’analyse littéraire de la pastorale, 1950. P. Verkuyl, Battista Guarini’s Il pastor fido in de Nederlandse dramatische literatuur, 1971. J. Blanchard, La pastorale en France aux XIVe et XVe siècles, 1983. A.V. Ettin, Literature and the Pastoral, 1984. J. von der Thüssen, ‘De idylle. De antropologie van een literair genre’ in De Gids, 1989, pp. 273-283. W. Jansen, ‘Laag bijdegrondse geleerden poespas! Onderzoek naar de zeventiende- en achttiende-eeuwse arcadia’ in Spektator, 1994, pp. 127-136. R. Brouwer, Vergilius Bucolica = Herderszangen, 1995, inl. pp. 9-44. T. Gifford, Pastoral (The New Critical Idiom), 1999.