Perikoop

(Gr. fragment < peri-koptein = rondom afsnijden). 1. In de r.-k. liturgie: de voor elke dag van het jaar uitgekozen en vastgelegde fragmenten uit de Brieven van de Apostelen (epistel) en uit de Evangelies, in de eredienst (woorddienst) voorgelezen als basis voor de verkondiging.

2. In de literatuurstudie: vaste ordening van tekstfragmenten; bv. in de antieke koorlyriek de volgorde strofe-antistrofe-epode.