Door Francesco Petrarca (1304-1374) beïnvloede stijl van liefdespoëzie in de West-Europese literatuur. De navolging van Petrarca begon in Italië al tijdens diens leven en zou, vooral in maniëristische vormen, blijven voortduren tot in de barok. In Petrarca’s liefdessonnetten wordt een geïdealiseerde maar onbereikbare dame aanbeden; vandaar dat de liefde paradoxaal ervaren wordt als bron van geluk én als bron van smart. De lichamelijke schoonheid van de beminde wordt conventioneel beschreven (huid als blanke sneeuw, lippen als rozen, tanden als parels, enz.) in het kader van een paradijselijk natuurlandschap met symbolische en mythologische referenties. Er bestaat een spanning tussen de zintuiglijke liefdesbeleving en een spiritualisering in platonische zin. De gespletenheid en onrust van de dichter krijgen vorm in de beeldspraak en in het frequente gebruik van paronomasia, antithese, paradox en oxymoron (bv. de liefde als ‘dolce amaro’ = zoete bitterheid).
Deze petrarkeske kenmerken, die deels stammen uit bestaande tradities van de troubadours, werden op diverse wijzen verwerkt (verg. de streng-platonische herinterpretatie van P. Bembo en het bembisme t.o. het ontstaan van een realistisch en parodiërend antipetrarkisme). In zijn geheel is de invloed, direct en indirect, van Petrarca op de West-Europese lyriek moeilijk in te schatten. De term petrarkisme kan nl. in ruimere of in engere zin gebruikt worden. Meestal bedoelt men er het maniëristische Petrarca-epigonisme (sien Petrarkisme) mee van de talloze (sonnetten)dichters die voorbijgaan aan de verfijnde gevoelens en de unieke authenticiteit van Petrarca’s dichtkunst; zij raken verstard in de weergave van bepaalde liefdesconcepten en individuele vormkenmerken en zoeken hun heil in een acrobatisch spel met gezochte tegenstellingen, beelden (concetti) en klankeffecten. Belangrijke petrarkistische dichters zijn o.m. Guarini en Bembo in Italië, Montemayor in Spanje, de Pléiade-dichters in Frankrijk, Hooft in de Nederlanden en Opitz in Duitsland.
Literatuur: C. Ypes, Petrarca in de Nederlandse letterkunde, 1934. L. Forster, The Icy Fire: five studies in European petrarchism, 1969. G. Hoffmeister, Petrarkistische Lyrik, 1973. Themanummer Vlaanderen 138, 1974. St. Minta, Petrarch and Petrarchism, 1979. J.-L. Nardone, Pétrarque et le Pétrarquisme (Que sais-je?), 1998.