(Fr. zuivere poëzie). Benaming voor een opvatting over poëzie die, in de lijn van het Franse symbolisme (o.m. Mallarmé), vooral de nadruk legt op het muzikale en magische karakter van poëzie. De term werd voor het eerst gebruikt in 1883 door Ch. Baudelaire in verband met E.A. Poe’s The Poetic Principle (1850). Het principe van de poésie pure kreeg een grote bekendheid na de Eerste Wereldoorlog, o.m. door het werk van P. Valéry en H. Bremond.
Literatuur: H.W. Decker, Pure Poetry 1925-30. Theory and debate in France, 1962. C. Moisan & P. Moreau, Henri Brémond et la poésie pure, 1967. N. Francke, Poésie pure et lyrisme à thème, 1986.A.M. Musschoot, ‘Gezelle, Van de Woestijne, Van Ostaijen en de traditie van de poésie pure’ in R.D. Snel Trampus (red.), Nederlandse taal-, vertaal- en letterkunde, 1995, pp. 79-87. F. Porche, Paul Valéry et la poésie pure, s.d.