Porte-manteauwoord

(Eng. valies, koffer). Type van woordspel waarbij een nieuw woord gevormd wordt door twee of meer woorden contaminerend met elkaar te combineren, zoals in vilaingue (vilain + bilingue) of triomfatalisme (triomfalisme + fatalisme). Verwante termen zijn mot-valise of hypogram (Gr. hypo-grafein = eronder schrijven). Een aantal dergelijke combinaties werden als neologisme in de Engelse woordenschat opgenomen (zgn. lexicalisering), o.m. brunch (breakfast + lunch), Oxbridge (Oxford + Cambridge), smog (smoke + fog). Zie ook paragram, verdichting.

De term porte-manteauwoord werd geïntroduceerd door Lewis Carroll (Through the Looking Glass, 1872): “it’s like a portmanteau – there are two meanings packed up into one word”. In James Joyce’s experimentele roman Finnegans Wake (1939) komen talloze porte-manteauwoorden voor, die elk heel wat woorden uit verschillende talen vermengen. De techniek wordt hier zo systematisch toegepast dat aan de verdubbelingen en verglijdingen van de woordbetekenissen geen halt kan worden toegeroepen, vooral omdat de context, normaal een rem op ambiguïteiten, hier telkens zelf uit gelijkaardige woordwoekeringen bestaat. Men vindt de techniek, met minder radicale consequenties, ook in het werk van Franse auteurs als R. Queneau en B. Vian, in Duitsland bij A. Schmidt en bij ons in de poëzie van Claus en Lucebert.

Literatuur: J. Dierickx, ‘Les “mots-valises” de l’anglais et du français’ in Revue des langues vivantes, 1966, pp. 451-459. D. Attridge, Peculiar Language: literature as difference from the Renaissance to James Joyce, 1988.