Positivisme

(Lat. positivus = geplaatst, gegeven, werkelijk voorhanden) 1. Filosofische stroming, ontstaan in de tweede helft van de negentiende eeuw (Saint-Simon, A. Comte), welke uitsluitend rekening wil houden met kennis die op ‘positieve’ ervaringsgegevens berust en volgens een wetenschappelijke methode is verwerkt.

2. M.b.t. de literatuur: wetenschappelijke methode en stroming in het laatste kwart van de negentiende eeuw, die het literatuuronderzoek beperkte tot empirische gegevens, uitgaande van het axioma dat er geen wezenlijk verschil bestaat tussen fysische en psychische objecten. Deze benadering impliceert een reductie van literatuur tot een overzienbaar en manipuleerbaar aantal empirische eigenschappen (verzameling van feitenmateriaal) waartussen men een causale samenhang tracht te ontdekken (erklären): causale relaties tussen het leven en het werk van een auteur, tussen vroegere werken en het te ‘verklaren’ werk, tussen de sociale werkelijkheid en het oeuvre van een schrijver, enz. Steeds redeneert men daarbij in termen van oorzaak en gevolg. Dat had uiteraard zijn weerslag op de literatuurgeschiedenis, die werd gezien als een keten van oorzaken en gevolgen (zgn. feitengeschiedenis). Met betrekking tot de literaire kritiek komt het erop aan de ‘bronnen’ van elk werk of oeuvre op te sporen in de tijd, de genoten opvoeding en de natuurlijke aanleg van de schrijver. Taine gebruikte hiervoor de triade ‘moment, milieu, race’; Wilhelm Scherer sprak over ‘das Erlebte, das Erlernte, das Ererbte’.

Ondanks de terechte aandacht voor historisch onderzoek op basis van empirische gegevens, komt de positivistische literatuurbenadering ons nu grotendeels negatief over. Ze bleef nl. al te sterk op het detail gericht en methodologisch was men zich te weinig bewust van wat men eigenlijk aan het doen was: het mierenwerk (Ameisenarbeit) van het materiaalverzamelen werd voor velen doel op zichzelf, zodat verdere bevraging van dat materiaal uitbleef.

Literatuur: R. Wellek, ‘The Revolt Against Positivism’ in Concepts of Criticism, 1963, pp. 222-255. J. Hermand, ‘Aufstieg und Fall des Positivismus’ in Synthetisches Interpretieren, 1968, pp. 17-34. A. Kremer-Marietti, Le positivisme (Que sais-je?), 19932.  J. Tollebeek, ‘Wetenschap en waardering. Nederlandse historici in verzet tegen het positivisme (1890-1910)’ in Groniek, 1994, pp. 68-95.