Erotische dichtvorm die zijn naam dankt aan Priapus, de god van de vruchtbaarheid, die vaak op een groteske wijze voorgesteld wordt. De priapee concentreert zich hoofdzakelijk op de fysieke kant van de menselijke seksualiteit. Het genre, dat al in de klassieke oudheid beoefend werd, kende in de Franse zestiende en zeventiende eeuw een opvallend succes, waarbij de blasfemische en pornografische inslag een religie- en maatschappijkritisch moment inhielden. Vaste thema’s zijn het treuren om het verlies van seksuele potentie, het bespotten van de maagdelijkheid, het opscheppen over erotische kwaliteiten, het heilzame gebruik van afrodisiaca, enz. Doorgaans maakte de penis het voorwerp uit van bijzondere belangstelling en verering.
Literatuur: weverbergh & E. van Altena (inleiding en vertaling), Jij goudgepunte lans, 1966. J. Seurel (red.), Priaap ontknoopt: een tuiltje Nederlandse priapeeën, 1984. E.M. O Connor, Dominant Themes in Greco-Roman Priapic Poetry, 1988. Priapea, vert. en toegelicht door H.-J. van Dam, 1994.