(Gr. pro = voor, oimos = weg) 1. In de antieke retoriek de aanhef van of inleiding op een werk (gedicht, redevoering, dramatische tekst …). Zie ook proloog*
2. In de Franse literatuur heeft Francis Ponge de term ‘proême’ geïnterpreteerd als een porte-manteauwoord (prose + poème) om er de traditionele oppositie tussen poëzie en proza mee te overstijgen in zijn eigen werk (Proêmes, 1948) waarin gedichten in versvorm en commentaren in proza een eenheid vormen.