Referentiewerk, vooral ten behoeve van plezier- en gelegenheidsdichters, waarin de woorden en sommige woordcombinaties van een taal gerangschikt zijn volgens hun rijmmogelijkheden. Hierbij bepaalt de eindklank van de woorden de classificatie, maar ev. in tweede instantie ook de voorafgaande klanken of de metrische eigenschappen van het woord of de woordcombinatie. Qua omvang en structurering zijn er aanzienlijke verschillen tussen de courante Nederlandse rijmwoordenboeken: E.H. Weyl, Rijmwoordenboek, 1935; B. Bakema, Het grote rijmwoordenboek, 1959; E. van Altena, Verbazend rijmwoordenboek voor december-dichters, 1972 (1960); J. Buydens, Groot systematisch en klankalfabetisch rijmwoordenboek, 1977; en A.M.C. Ballot-Schim van der Loef, Nieuw Prisma Rijmwoordenboek, 1985 (1964). Ondanks een bepaalde overeenkomst zijn rijmwoordenboeken niet te verwarren met zgn. retrograde (of ‘inverte’) woordenboeken, waarin de woorden in een omgekeerde alfabetische orde zijn opgenomen zonder rekening te houden met hun klankeigenschappen (bv. ‘inhoud’ en ‘inbouwt’ zullen er niet, als in een rijmwoordenboek, samen vermeld worden).
Literatuur: en 4.19. J. Bakker, Nederlands rijmwoordenboek, 20048. A. Ballot-Schim van der Loeff, Rijmwoordenboek, 200620.