Vorm van avonturenroman, gekenmerkt door de belevenissen die een of meer personages meemaken op een reis naar en verblijf op een vreemde plaats, meestal een eiland (insulamotief), ver van de bewoonde wereld. De benaming is afgeleid van de titelheld van Defoes Robinson Crusoe (1719). Het genre bloeide vooral tijdens de achttiende eeuw, tegen de achtergrond van het kosmopolitisme van de beginnende verlichting (reizen in den vreemde en contact met andere culturen, mythe van ‘le bon sauvage’ e.d.). De robinsonade heeft dan ook vaak een didactische bedoeling. Een voorbeeld is J. Schnabel, Die Insel Felsenburg (1731). Daar het een modegenre gold, werden ook talrijke volkse imitaties (sien imitatio) van Robinson Crusoe geschreven. Zo zijn er voor het Nederlandse taalgebied o.m. een Walchersche en een Haagsche Robinson (resp. 1752 en 1758) te vermelden. Onder invloed van Rousseau’s Émile, waarin Robinson Crusoe als geschikte lectuur voor jongeren geprezen wordt, kende de robinsonade een grote bijval in de jeugdliteratuur met o.m. werk van J.H. Campe (late achttiende eeuw) en J.-R. Wyss (begin negentiende eeuw). Voorbeelden van twintigste-eeuwse robinsonades zijn Goldings Lord of the Flies (1954) en Bernlefs Verloren zoon (1997).
Literatuur: W.H. Staverman, Robinson Crusoe in Nederland, 1907. E. Reckwitz, Die Robinsonade. Themen und Formen einer literarischen Gattung, 1976. T. Broos e.a. (red.), Robinson Crusoe in the Old and New Worlds, 1992. D. Fausett, The Strange Surprising Sources of Robinson Crusoe, 1994. Robinson, la robinsonnade et le monde des choses, themanummer Études françaises, 1997.