Saga

1. Oudijslandse prozaverhalen, meestal rond het thema van bloedwraak, die behoorden tot de orale literatuur en opgetekend werden van de twaalfde tot de veertiende eeuw. Men onderscheidt verschillende soorten: de koningssaga’s, handelend over vroeg-Noorse en -Deense koningen (bv. Heimskringla); de fornaldarsaga’s, die legendarische tijden en helden beschrijven en weinig historische basis bezitten (bv. de Völsunga saga); en de familiesaga’s waarin het leven van de IJslanders getekend wordt die tussen 930 en 1030 het eiland koloniseerden. Een aparte groep vormen ten slotte de in de twaalfde en dertiende eeuw in het Noors vertaalde verhalen zoals Alexanders saga en Karlamagnus saga. Zie ook edda.

Literatuur: Th.M. Andersson, The Icelandic Family Sagas, 1966.M. Brongers, ‘Karel en de Elegast en de Oudnoorse Karlamagnus saga’ in De nieuwe taalgids, 1972, pp. 161-180. H. van Dijk, ‘Karel de Grote’ in W.P. Gerritsen & A.G. V-van Melle (red.), Van Aiol tot de Zwaanridder, 19982, pp. 186-196. D. Lacroix, La saga de Charlemagne, 2002.

2. De benaming wordt tegenwoordig ook gebruikt voor een verhaal dat als een roman fleuve of als cyclusroman (sien cyclus en roman) het leven tekent van een grote, zich over verscheidene generaties uitstrekkende familie; bv. de Forsyte Saga (1906-1922) van John Galsworthy. Zich eindeloos uitstrekkende televisieseries als Dallas en The Bold and the Beautiful kunnen als een moderne variant van het sagastramien beschouwd worden. Centraal staan hier de wederwaardigheden van een belangrijke familieclan: elementaire levenservaringen als liefde, trouw en overspel, macht en rijkdom, nederlaag en overwinning sturen een zich telkens herhalend handelingsverloop. In tegenstelling tot televisieseries die rond één of twee figuren opgebouwd zijn, welke aflevering na aflevering in een andere variant van steeds dezelfde typesituatie terechtkomen, wordt hier de dimensie tijd ingebracht.