Salon

(Fr. < It. grote zaal, ontvangkamer). Literair-culturele institutie die erin bestond dat kunstenaars, intellectuelen, geleerden, enz. elkaar op informele maar regelmatige wijze troffen ten huize van een aristocratische gastdame (of gastheer) om er te discussiëren over kunst, taal, mode, filosofie of politiek, om er nieuw werk te reciteren en te bespreken, om te musiceren, enz. Men verbindt het ontstaan van de salons met de Italiaanse academies (sien academie) uit de renaissance, maar deze waren minder mondain en bovendien een meer exclusief mannelijke aangelegenheid. De salons kenden hun hoogtepunt in de Franse zeventiende en achttiende eeuw. De mondaine elite cultiveerde er een intellectuele en sociale verfijning (galanterie gaande tot préciosité) die men vaak onvoldoende aanwezig achtte in de toenmalige hofcultuur. Een toonaangevend salon was het Hôtel de Rambouillet (1618-1660) van Catherine de Vivonne, maar de Franse cultuurgeschiedenis kent er talloze andere van grote betekenis (o.m. die van Mmes de Scudéry, de Tencin, de Lambert, Geoffrin, de Necker, enz.). Ondanks hun aristocratische inslag overleefden de salons de revolutie van 1789 (Mme de Staël, George Sand, Nodier) om pas echt te verdwijnen na WO I. Ook andere Europese landen kenden salons als trefpunt van de artistieke, intellectuele en maatschappelijke elite. Een gelijkaardige functie werd overigens vervuld door clubs (Engeland), dichtgenootschappen en koffiehuizen (Nederland), foyers en tertulia’s (Spanje). Zie ook cenakel.

Literatuur: H. Zwager, Waarover spraken zij? Salons en conversatie in de 18e eeuw, 1968. J. Adhémar, Au temps des précieuses. Les salons littéraires du XVIIIe siècle, 1968. H.J. Damave, De Franse salon. Ontstaan, ontwikkeling en maatschappelijke betekenis van een instituut, 1986. H. von Heyden-Rynsch, Les salons, 1993. D. Goodman, The Republic of Letters, 1994.