(Dts. Empfindsamkeit). Stroming tijdens de verlichting in de achttiende eeuw die, op een ogenblik dat men zoveel aandacht besteedt aan de rede, de gevoeligheid (sensibility, sensibilité) en de emoties centraal stelt. Het sensualisme van Locke zorgde voor de eerste filosofische onderbouw. In zijn Essay Concerning Human Understanding (1690) stelt hij dat de gewaarwordingen voor de mens de enige weg naar kennis vormen. Die visie wordt verder uitgewerkt door zijn leerling Shaftesbury, die de feitelijke basis legt voor het sentimentalisme. Volgens hem wordt de menselijke identiteit opgebouwd uit vluchtige bewustzijnsmomenten waarin gevoelens en gewaarwordingen een belangrijk aandeel hebben. Hij gelooft in de fundamentele goedheid van de mens, die door het volgen van zijn ‘natural affections’ een hogere graad van geluk bereikt. Empathie, het vermogen om zich in te leven in de anderen en hun gevoelens te delen, is een natuurlijke karaktertrek. Goedheid, deugd en schoonheid vallen samen. Shaftesbury’s optimisme contrasteert met de filosofie van Hobbes, die het egoïsme en het eigenbelang van de mens onderstreept. De ideeën van Shaftesbury vinden we later terug in de Schotse verlichting bij Hutcheson, Hume en Adam Smith.
Tussen 1740 en 1780 dringt de aandacht voor ‘sensibility’ door in alle literaire genres: poëzie, roman en drama. De sentimentele literatuur is eerder moraliserend dan analyserend en wil via pathos emotionele reacties opwekken bij de lezer, het vermogen tot empathie verhogen en de deugd bewerken. Naast een uitgesproken aandacht voor tedere gevoelens, komen vooral droefheid, ellende en tegenslagen aan bod. Dit uit zich in een voorkeur voor bepaalde genres zoals de kerkhofpoëzie (cf. Graveyard Poets), de briefroman, de comédie larmoyante. Dikwijls worden gezinssituaties uitgebeeld met als stereotiepe personages zielsbedroefde of zwakke vrouwen, hulpeloze bejaarden en kinderen. Het taalgebruik is overladen door herhalingen, hyperbolen en een overvloed aan leestekens (uitroeptekens, haakjes, cursieve druk). In Duitsland sluit de beweging aan bij het piëtisme, dat stelt dat de werkelijkheid doorvoeld moet worden. Ook godsdienst wordt dan een zaak van subjectieve beleving. De sentimentele dichter zoekt datgene wat heimwee naar het eeuwige opwekt: de natuur, de liefde. Het sentimentalisme bereikt er eveneens een hoogtepunt tussen 1740 en 1780.
Bekende voorbeelden van sentimentele romans zijn: S. Richardson, Pamela, or Virtue Rewarded (1740-41); O. Goldsmith, The Vicar of Wakefield (1766); C.F. Gellert, Das Leben der schwedischen Gräfin von G*** (1746-48); Rhijnvis Feith, Julia (1783).
Zie ook romantiek.
LIteratuur: J. Todd, Sensibility. An Introduction, 1986. F. Baasner, Der Begriff ‘sensibilité’ im 18. Jahrhundert: Aufstieg und Niedergang eines Ideals, 1988. D.J. Denby, Sentimental Narrative and the Social Order in France, 1760-1820, 1994. A. Meijer, The Pure Language of the Heart. Sentimentalism in the Netherlands 1775-1800, 1998. M. Bell, Sentimentalism, Ethics and the culture of feeling, 2000.