(Gr. soloikos = met fouten, onjuist sprekend). Ernstige fout tegen grammatica of taaleigen (idioom), in het bijzonder door een bestaande vorm op een foute manier te gebruiken. De term is vermoedelijk afgeleid van Soloi, d.i. een stad in Cilicië waar de Atheense kolonisators een sterk gecorrumpeerd Grieks gesproken zouden hebben. In een literaire context kunnen solecismen geduld worden bij wijze van dichterlijke vrijheid; grammaticale ‘fouten’ komen vaak voor in poëzie, en in een dramatische of narratieve tekst kunnen ze bijdragen tot de karaktertekening (onwetendheid, gebrek aan beschaving, enz.).
Literatuur: K. Ehlich, ‘Der Normverstoß im Regelwerk. Über den Solözismus’ in Zeitschrift für Literaturwissenschaft und Linguistik, nr. 62, 1986, pp. 74-91.