(Lat. stilus = schrijfstift; vandaar schrijftrant). Karakteristieke manier waarop iemand zich in taal (proza of poëzie) uitdrukt (persoonlijke stijl). Deze uitdrukkingswijze kan ieder denkbaar aspect van de taal omvatten: zowel woordkeuze, het gebruik van stijlfiguren of beeldspraak, zinsbouw en compositie, als tonaliteit en gevoelswaarde. Dit begrip van persoonlijke stijl kan verruimd worden tot de manier waarop groepen van mensen, i.c. schrijvers, zich uitdrukken (bv. de stijl van Tachtig) of zelfs hele volken (idiomatologie; bv. het verschil tussen de typisch Franse en Duitse stijl). Verder wordt het begrip ook gebruikt voor de eigen uitdrukkingswijze van een bepaalde periode (periodestijl, bv. barokstijl) of een genre (genrestijl, bv. briefstijl).
In de stijlstudie of stijlleer (stilistiek) maakt men vaak een onderscheid tussen een descriptieve en een genetische richting. De descriptieve stilistiek (Ch. Bally) benadert stijl als het geheel van de psychische uitdrukkingskrachten van een taal en bestudeert dus de eigen expressieve waarden die in een taalsysteem (langue) liggen, bv. op morfologisch (verkleinwoorden …), syntactisch (inversies …) en semantisch (metaforen …) vlak. De literator is in deze optiek iemand die bepaalde mogelijkheden van dat systeem tot (nieuw) leven wekt. De genetische stilistiek of stilistiek van het individu (L. Spitzer) beschouwt stijl veeleer als een strikt individuele uitdrukkingswijze die via detailanalyse (bv. motiefstudie, woordkeuze) van een bepaald werk moet worden bestudeerd, om zo de innerlijke visie van een auteur, diens eigen persoonlijke manier om iets uit te drukken, te achterhalen. Het is een soort freudiaanse analysetechniek. Van daaruit kan dan eventueel veralgemeend worden naar het hele oeuvre, een periode, een volk, enz.
Wordt de stijl van diverse kunstwerken en media in relatie tot elkaar bestudeerd, dan spreekt men van vergelijkende stilistiek. Vooral de verhouding tussen plastische kunsten en literatuur heeft, in het bijzonder sinds het einde van de negentiende eeuw – maar ook vroeger, zie ut pictura poesis– de aandacht van de onderzoekers getrokken. De kunstwetenschap had immers in die tijd reeds een uitgewerkt begrippenapparaat ter beschikking voor de analyse van kunstwerken, en literatuuronderzoekers trachtten dit toe te passen op hun domein. Zo bediende Oskar Walzel zich van Wölfflins Kunstgeschichtliche Grundbegriffe (1915) om ook in de literatuur renaissance- en barokkunstwerken van elkaar te onderscheiden (Tektonik/Atektonik, bv. in het werk van Corneille resp. Shakespeare; zie ook open/gesloten vorm). Het leidde tot een zgn. ‘wechselseitige Erhellung der Künste’ (wederzijdse verheldering van de kunsten) en inspireerde o.m. onderzoekers als F. Strich, J. Burckhardt en bij ons W. Kramer.
Over stijl als literair, taalkundig of retorisch gegeven bestaan verschillende opvattingen: 1. stijl als versiering (ornatus), d.w.z. als een toegevoegde kwaliteit; 2. stijl als een volkomen geïntegreerd deel van het werk dat in de ondeelbaarheid van vorm en inhoud bestaat; 3. stijl als een (linguïstisch vaststelbare) deviatie tegenover een bepaalde norm van taalgebruik, waarbij precies door de afwijking de aandacht wordt opgeëist, en ten slotte 4. stijl als variatie, d.w.z. alles wat in een tekst kenmerkend is ten opzichte van andere teksten, zonder dat er echter een vaste norm is (zoals in 3); de variatie kan zich voordoen in uitdrukking én inhoud of in de uitdrukking alleen.
De stijlmiddelen, ook stijlvormen of uitdrukkingsmiddelen genoemd, zijn mogelijke variaties waar dikwijls gebruik van wordt gemaakt. Ze worden theoretisch ingedeeld in beelden (tropen [sien troop, trope] ) en figuren (zie schema in het zoekapparaat achteraan), al is het onderscheid ertussen aanvechtbaar.
Literatuur: Style (1963-). G. Molinié, La stylistique, 1993. J.J. Weber, The Stylistics Reader: from Roman Jakobson to the present, 1996. D. Freeborn, Style. Text analysis and linguistic criticism, 1996. R. Bradford, Stylistics (The New Critical Idiom), 1997. C. van Eck e.a. (red.), Een kwestie van stijl. Opvattingen over stijl in kunst en literatuur, 1997. B. Buffard-Moret, Introduction à la stylistique, 1998. T. Anbeek & A. Verhagen, ‘Over stijl’ in Neerlandistiek, 2001, pp. 1-26. B. Combettes & E.S. Karabétian, La stylistique entre rhétorique et linguistique, 2002.P. Verdonck, Stylistics, 2003.