(ook stok (= keer), stokregel, regel). 1. Identiek eindvers van elke strofe dat o.m. een vast onderdeel vormde van het referein. Het bevat het thema van het gedicht en werd bij rederijkerswedstrijden (sien rederijkers(kunst)) vaak voorgeschreven. Ook in de Franse balladen (sien ballade) van de vijftiende eeuw (François Villon) werd zo’n keervers reeds aangewend. In de moderne Nederlandse poëzie komen stokregels slechts sporadisch voor. Bv. Jan Greshoff, ‘Liefdesverklaring’ (Bij feestelijke gelegenheden, 1928), waar het slotvers van elke strofe, alluderend op Bredero, luidt: ‘Maar ‘t kan verkeren’. Zie ook epifoor.
Literatuur: A. Borguet, ‘De ‘stok’ van het referein’ in Tijdschrift voor Levende Talen, 1946, pp. 95-106.
2. Het Engelse woord stock (in de zin van beschikbare voorraad, arsenaal) wordt in verschillende samengestelde begrippen gebruikt om de stereotypie van de bedoelde literaire procedés aan te geven. Zo kennen we o.m. stock characters (zie type), stock metaphors (zie cliché), stock situations (bv. afluisterscènes, het betrappen van overspeligen, bedrog door vermomming). Dergelijke procedés vindt men vaak terug in triviale teksten en lenen zich uitstekend tot parodie. Zie ook repertoire.