Verhaalkunst gekenmerkt door een opvallende en gewoonlijk schilderachtige beschrijving van het landelijke leven. De klemtoon wordt gelegd op de eigen aard van een volk of een land en op de geconditioneerdheid van de mens door de streek waarin hij leeft. Het dialect speelt er wegens de couleur locale een belangrijke rol. Bepaalde motieven, eigen aan een landelijk of kleinsteeds milieu, keren steeds terug: generatieconflicten, de ondergang van een oud boerengeslacht, de bedreiging van het platteland door de stad, enz. Die thematiek wordt meestal vanuit een mild realisme geobserveerd, vaak zelfs geïdealiseerd. Sinds het NATURALISME aan het einde van de negentiende eeuw is ook een ‘harde’ variant ontstaan, die het leven van boeren en landarbeiders realistisch, zelfs op een veeleer rauwe manier tekent (zie ook verismo).
Hoewel niet gebonden aan een bepaalde periode, heeft de streekliteratuur vooral succes gekend in de negentiende eeuw, en meer speciaal tijdens de overgang van romantiek naar realisme; bv. J. Gotthelf (Bauernspiegel, 1837), G. Sand (La petite Fadette, 1848), H. Conscience (De loteling, 1850) en J.J. Cremer (Betuwsche en Overbetuwsche novellen, 1852-77). Een tweede golf van streekliteratuur, vaak met een vitalistische (sien vitalisme) inslag, komt op in de eerste decennia van de twintigste eeuw (als reactie op de industrialisering). Bekende namen zijn hier E. Wiechert, R. Bazin, J. Giono, C.F. Ramuz en S. Reymont; bij ons S. Streuvels, F. Timmermans, E. Claes en A. Coolen. De Engelse aanduiding ‘regional novel’, van toepassing op het werk van o.a. A. Bennett, Th. Hardy en W. Faulkner, mist de negatieve connotatie die termen als ‘streekroman’ en ‘heimatliteratuur’ spontaan oproepen.
Literatuur: M.H. Parkinson, The Rural Novel – Jeremias Gotthelf, Thomas Hardy, C.F. Ramuz, 1984. A. Kunne, Heimat im Roman, 1991. H. van Coller, ‘Die Afrikaanse plaasroman’ in Stilet, 1995, pp. 22-31. Streekliteratuur in Vlaanderen en Nederland. Een nieuwe kijk op een vergeten genre, themanummer Spiegel der letteren, 2005, nr. 3. D. de Geest, ‘Hugo Claus als auteur van streekromans’ in Jaarboek van de Kon. Ac. voor Ned. Taal- en Letterkunde, 2005, pp. 101-111.