(Jap. kort gedicht). De klassieke Japanse dichtvorm bij uitstek. Hij bestaat uit 31 lettergrepen, verdeeld over vijf versregels volgens het schema 5-7-5-7-7. Vanaf ca. de zevende tot de vijftiende eeuw wordt de Japanse poëzie bijna uitsluitend beheerst door de tanka, die vooral aan het hof een hoge vlucht nam. Suggestieve natuurbeelden worden gebruikt om intense emoties te verwoorden. Rond 1900 kende de tanka een belangrijke heropleving door de integratie van westerse invloeden. Zie ook haiku.
Bv. Sneller dan hagel,
vluchtiger dan een veertje,
voelde ik heel vaag
hoe een lichte droefheid zacht
over mijn hart voorbijging. (Yosano Akiko; vert. J. van Tooren)
Literatuur: K. Hellemans, Tanka, Haïku, Senryu. Inleiding tot de Japanse poëzie, 1980. S. Buschman, Tussen twee oevers: eerste bloemlezing van Nederlandstalige tanka en kyoka, 1995. J. Kirkup (red.), Book of Tanka: an anthology of tanka from the earliest times to the present day, 1997. A. Beenackers, Oude emmer, verhoor mijn gebed: 150 poëziebesprekingen: 500 haiku’s, tanka’s en dichtregels, 2005.