Tijd

 

1. Algemeen: literatuur wordt ter onderscheiding van de plastische kunsten tijdskunst genoemd omdat haar materiaal bestaat uit taal, d.w.z. woorden die op elkaar volgen in de tijd (leestijd of tijd van realisatie genoemd). Met die opeenvolging van woorden wordt daarenboven een tijdsverloop of tijdsbewustzijn opgeroepen: de tijd binnen het werk. Beide tijdsverlopen kunnen zich op verschillende manieren tot elkaar verhouden en de aard van een literair werk mee bepalen. In de specifieke realisaties van die verhouding heeft men gemeend (verg. ook Ruimte (literaire -) ) een criterium voor de diverse genre(s)  te vinden: tijdsdekking in de dramatiek, stolling van de tijd binnen het werk tot een nu-moment (toestand) in de lyriek en wisselende verhouding tussen beide tijdsverlopen in de verhaalkunst. In dit laatste geval zal de eigenheid van een verhaal mede door deze verhouding (met mogelijke ritmevertragingen of -versnellingen) worden bepaald, zodat de tijdsproblematiek vooral m.b.t. de verhaalkunst bestudeerd werd (zie hierna onder 2).

2. In het verhaalonderzoek wordt de tijdsproblematiek speciaal bestudeerd m.b.t. de volgorde, het ritme en de frequentie waarin/waarmee elementen van de geschiedenis verteld worden.

– De volgorde heeft te maken met de verhouding tussen de chronologie van de geschiedenis (de fabula ) en de manier waarop de geschiedenis verhaald wordt (suzjet), Die lopen niet noodzakelijk parallel. De verteller kan bv. op delen van de geschiedenis anticiperen of in de loop van het verhaal naar vroegere gebeurtenissen terugverwijzen (resp. flashforward en flashback).

– Het ritme van een verhaal kan door de verhouding verteltijd/vertelde tijd sterk worden bepaald. Gebeurtenissen uit de geschiedenis van een verhaal kunnen bv. worden samengevat, zelfs weggelaten, of breedvoerig beschreven (zie Verteltijd )- M.b.t. de frequentie waarmee de gebeurtenissen van de geschiedenis verteld worden in een verhaal, kan men drie mogelijkheden onderscheiden: 1. een eenmalige gebeurtenis wordt verschillende keren verteld (= herhalend of repetitief vertellen); 2. herhaalde gebeurtenissen worden slechts eenmaal verteld (iteratief  vertellen); 3. gebeurtenissen worden net zo vaak verteld als ze voorkomen (singulier of singulatief vertellen).

Vooral in de twintigste eeuw experimenteerde men in de romankunst met volgorde, ritme en frequentie, wat aansluit bij het inzicht dat de tijdservaring niet slechts lineair is, maar ook circulair. Zo komt het dat in moderne romans het tijdsverloop vaak volledig verbrokkelt. Het wordt a.h.w. een innerlijke ruimte voor het bewustzijn van een verteller of romanfiguur, waarin gedachten, herinneringen, gevoelens, verlangens e.d. op een chaotische manier opduiken (zie stream of consciousness ).

Literatuur: E. Lämmert, Bauformen des Erzählens, 1955. G. Genette, Tijdsaspecten in de roman. Volgorde, duur, herhaling, 1979. M. Bal, De theorie van vertellen en verhalen, 19802, vooral pp. 47-52.