Triviaalliteratuur

 

 

(Dts. < Lat. trivialis = wat men overal kan vinden, voor ieder toegankelijk < trivium = plaats waar drie wegen tezamen komen, openbare plaats). Verzamelbegrip voor populaire teksten afgestemd op massaconsumptie, die op de eerste plaats ontspanning willen brengen. De wetenschappelijke belangstelling voor dit soort literatuur groeide pas in de jaren 60 van de twintigste eeuw, vooral vanuit de literatuursociologie en de literatuurpsychologie . Sociologen trachten het fenomeen kritisch door te lichten, om zo het warenkarakter van deze consumptieliteratuur aan te tonen en om de economische en ideologische mechanismen van de cultuurindustrie bloot te leggen. Psychologen beschouwen triviale teksten als een neerslag van de mythen en wensen van onze tijd; ze zouden zowel de noden en angsten als het verlangen naar liefde, geborgenheid, rijkdom en macht weerspiegelen.

Triviaalliteratuur is in wezen conservatief. Ze bevestigt de bestaande orde. Het wereldbeeld is dichotomisch (zwart-wit). Men creëert een fantasiewereld die slechts schijnbaar de werkelijkheid representeert. Door de illusie van werkelijkheidsbeheersing (held, happy end(ing) ) en door de naïeve ernst en het gebrek aan humor en ironie, dringt men de lezer in een passieve leeshouding.

Onder het begrip triviaalliteratuur ressorteren diverse subgenres zoals western , horror, stripverhalen (sien strip) , romance, doktersromans, thrillers (sien thriller) , enz. De term zelf bevat reeds impliciet een waardeoordeel. De Franse term paralittérature (Gr. para = naast, aan de zijkant) en het Duitse Massenliteratur (massaliteratuur) zijn neutraler. De verwante Duitse term ‘Unterhaltungsliteratur’ verwijst naar populaire literatuur die niet vernieuwend is, maar ondanks haar conventionele karakter toch een zekere waarde heeft. ‘Schund’ (Dts. troep, rotzooi) daarentegen is duidelijk negatiever geladen dan ‘Trivialliteratur’; het is synoniem voor literatuur waarvan de inhoud om morele redenen te verwerpen is. Het Engelse taalgebied beschikt niet over een echte verzamelterm, behalve misschien het denigrerende ‘trash’ (rommel). Een goedkoop romannetje, zowel letterlijk als figuurlijk (kioskroman, stationsroman, schriftroman ), dat alleen op sensatie uit is, noemt men er soms ‘a penny dreadful’ (Eng. penny = kleinste munteenheid; dreadful = verschrikkelijk) of ‘a dime novel’ (VS Eng. dime = 10 centstuk). Pulp (papier van slechte kwaliteit) verwijst naar magazines die triviale teksten bevatten, maar wordt overdrachtelijk wel eens gebruikt voor goedkope literatuur in het algemeen. Working-class literature ten slotte is een dubbelzinnige term, maar hij verwijst normaal naar teksten die voor het grote publiek bedoeld zijn.

Literatuur: Populaire literatuur, 1974 (Amsterdamse Smaldelen). V. Bina, Over liefde en avontuur. Een sociologische verkenning van consumptieliteratuur, 1981. H. Plaul, Illustrierte Geschichte der Trivialliteratur, 1983. H. Gaus, ‘Triviaalliteratuur als spanningsmilderend kultuurinstrument’ in C. Neutjens & P. Pelckmans, Een nieuw verleden? Literatuur en mentaliteitsgeschiedenis, 1987, pp. 45-62 (ALW-cahier, 5). W. Nash, Language in Popular Fiction, 1990. J. Vlasselaers (red.), De prins en de kikker. Interacties tussen populaire en gecanoniseerde literatuur (ALW-cahier 10), 1991.  Themanummer Letterlik, 1991, 4. C. Bloom, Cult Fiction. Popular reading and pulp theory, 1996. Reading for Pleasure: gender and popular genres, themanummer The Journal of Popular Culture, 2001.