Tussenspel

 

 

(Lat. inter-ludium; synoniemen It. intermezzo, Sp. entremés, Fr. intermède < Lat. intermedius = ertussen, middenin). Kort onderhoudend toneelstukje, vaak met muziek, dans of pantomime , dat tussen de bedrijven van een groter, ernstig stuk of tijdens banketten en feesten (zie tafelspel ) werd opgevoerd. Het is een vorm van dramatisch entertainment die zijn bloeiperiode kende van de vijftiende tot de zeventiende eeuw. Bv. Cervantes, El retablo de las maravillas (de poppenkast der wonderen) en La cueva de Salamanca (de grot van Salamanca) uit zijn Ocho comedias y ocho entremeses (1615).

Het Engelse interlude was een bijzondere vorm van komisch, soms allegorisch tussenspel bij mysteriespelen* en moraliteiten (sien moraliteit, morality play, meestal geschreven in losse en onregelmatige verzen. Het vormde meteen een overgang naar het elizabethaanse toneel. Bv. John Heywood, The Four P’s (ca. 1545).

Met de Franse term entr’acte wordt gewoonlijk een muzikaal of mimisch interludium bedoeld. Bv. J.J. Rousseau, Le Devin du village (1751).

Literatuur: T.W. Clark, The Tudor Interlude: stage, costume and acting, 19673. I. Mamczarz, Les Intermèdes comiques italiens au XVIIIe siècle en France et en Italie, 1972.