Unheimlich(e) (das

 

(Eng. uncanny, Fr. inquiétante étrangeté). Sigmund Freud, algemeen beschouwd als de grondlegger van het begrip met zijn opstel ‘Das Unheimliche’ (1919), stelt dat het adjectief ‘unheimlich’ in het Duits een ambivalent begrip is. Het is immers de ontkenning van ‘heimlich’ in de zin van ‘huiselijk, vertrouwd’, maar valt qua betekenis bijna samen met de tweede betekenis van het woord, ‘verborgen, heimelijk’. Vanuit die etymologie enerzijds en een aantal voorbeelden (de dubbelganger, déjà vu, bijgeloof) en gevallen, waaronder een bekende analyse van E.T.A. Hoffmanns verhaal ‘Der Sandmann’ anderzijds, leidt Freud de psychologische betekenis van het unheimliche af. Het unheimliche is een milde vorm van angst en vervreemding die ontstaat wanneer datgene wat van oudsher vertrouwd was, plots vreemd lijkt. Het is een esthetisch concept omdat we binnen het domein van de kunst kunnen genieten van een ervaring die in de werkelijkheid niet op zich aangenaam is en omdat de literatuur en de kunst de mogelijkheid bieden om deze angst op te roepen of juist te vermijden. Het unheimliche wordt vooral gebruikt in de analyse van allerlei vormen van angstwekkende literatuur of kunst – gothic novel , fantastische literatuur, horror … – maar ook voor postmoderne genres en werken. Dat heeft te maken met het belang van het unheimliche binnen de deconstructie. In talrijke herlecturen van Freuds essay door o.m. Hélène Cixous, Jacques Derrida, Samuel Weber en Nicholas Royle wordt gewezen op de metaforische en fictionele aard van psychoanalytische en theoretische concepten, het gewelddadige van interpretatie en samenvatting als retorische strategieën en het theatrale karakter van het  wetenschappelijke discours. Zo is het unheimliche ook een begrip geworden dat de onmogelijkheid van conceptueel denken aanduidt. De paradox van het unheimliche in de hedendaagse theorie is dan ook dat de conceptuele status ervan vaak in vraag wordt gesteld, terwijl het in de praktijk meer en meer functioneert als een courant esthetisch concept. Ten slotte is het unheimliche een typisch voorbeeld van een ‘travelling concept’. Vanuit de psychoanalyse werd het in de tweede helft van de twintigste eeuw overgenomen door de literatuurwetenschap en het deconstructionisme, om vervolgens toepassingen te vinden in alle domeinen van de laattwintigste-eeuwse kunst- en cultuuranalyse: architectuur, kunstwetenschap, film, enz. Zie ook (het) sublieme (het -) ,vervreemdingseffect.

Literatuur: J. Wolfreys, Spectrality, the Gothic and the Uncanny in Literature, Film and Theory, 2001. Literatuur: N. Royle, The Uncanny, 2003. Literatuur: K. Barck (red.), Ästhetische Grundbegriffe, 2005.