Verdichting

 

 

(Dts. Verdichtung, Fr.-Eng. condensation). Term uit de psychoanalytische droomtheorie (Freud), soms gebruikt in literatuurpsychologische (sien literatuurpsychologie)  beschouwingen. De verdichting is samen met de verschuiving  het belangrijkste proces in de onbewust verlopende droomarbeid, waarbij de droomgedachte (latente droominhoud) in een droombeleving (manifeste inhoud) wordt omgezet. De verdichting versmelt in één beeld verschillende voorvallen of personen uit de droomgedachte. Zo komt het voor dat in een droom een persoon verschijnt met bv. een hoed zoals die van je vader, met het gezicht van je vroegere leraar en met het mes van een man die je ooit bedreigde. De persoon in je droom drukt dan iets gemeenschappelijks (i.c. dreiging, angst) uit tussen die drie verschillende personen uit je leven. Op analoge wijze brengt een auteur dikwijls trekken van verschillende personen samen in één personage of kan men in de poëzie een voorkeurbeeld van de dichter aantreffen dat vele ervaringen en herinneringen samenvat. Ook zgn. porte-manteauwoorden (sien porte-manteauwoord)  zoals ‘pedagoochumverhalen’ (Lucebert), waarin pedagoog en goochelaar gecontamineerd zijn, kunnen als een vorm van verdichting beschouwd worden, al verloopt het proces hier duidelijk bewuster. Lacan brengt de term expliciet in verband met de metafoor omdat in de verdichting en de metafoor de elementen onderling verbonden zijn door gelijkenis.

Literatuur: S. Freud, Traumdeutung in Gesammelte Werke, vol. 2/3, 1940. M. Milner, Freud et l’interprétation de la littérature, 1980.