Vitalisme

 

 

In ruime zin een filosofische stroming en levenshouding die de intuïtieve krachten van het leven huldigt (Bergson, Nietzsche). In de literatuur (in de lyriek, maar meer nog in de roman) manifesteert het vitalisme zich vooral tussen de twee wereldoorlogen. Het wordt gekenmerkt door een sterk anti-intellectualisme en een beschavings- en cultuurkritiek. Het intellect en het analytisch-introspectieve verstand worden als remmend ervaren voor een volledig levensaanvoelen. Men zal er zich dan ook resoluut van afkeren om het natuurlijke, het lichamelijke als elementair en uiteindelijk levensbeginsel te huldigen; het vlees en het bloed zijn immers wijzer dan het verstand, zal D.H. Lawrence zeggen. In de kern van het vitalistische wereldbeeld zit het conflict tussen twee polen: natuur en cultuur.

De beschavingskritiek, die zich vooral richt tegen het utilitarisme, de technologie, het economisch vooruitgangsdenken en het vervlakkende grootsteedse leven, gaat gepaard met een hymnische verering van de natuur en een romantisch heimwee naar ‘le bon sauvage’: de primitieve, onbedorven instinctmens die de organische band met de natuur niet verloren heeft. Nauw verbonden met het ongeremde, instinctieve leven is de vruchtbaarheidsritus, met terugkerende motieven zoals de aarde als moederschoot en als vrouwelijk lichaam, de cirkelgang van het leven, de complementariteit van geboorte en dood. Het universum wordt ervaren als magisch, als door een geheimzinnige blinde kracht beheerst. Deze elementen, alsook de verheerlijking van animale erotiek en heroïsche dadendrang, en een sterk paradijsverlangen, vindt men in romans van Giono, Hamsun, Wiechert, Steinbeck en Hemingway. In het Nederlandse taalgebied kan men Houtekiet (1937) van Gerard Walschap en, later, Gangreen I (1962) van Jef Geeraerts in deze vitalistische traditie situeren. Als vitalistisch dichter, in expressionistische zin, is de jonge Marsman (Verzen, 1923) te vermelden, die in een samengebalde en eruptieve versbouw het onbegrensde, heerszuchtige vreugdegevoel van kosmische zelfvergroting belijdt.

Literatuur: A. Westerlinck, ‘Het vitalisme als cultuurprobleem’ in Mens en Grens, 1972, hfst. 2. S. Vanderlinden & G. Jacques (red.), Aspects du vitalisme, 1989.