Analysemodel binnen de systeemtheoretische aanpak (zie systeemtheorie*) dat literatuur tracht te beschrijven vanuit semiotische* schema’s, op grond van algemene wetmatigheden in communicatiesystemen. De term kreeg sinds de jaren 70 bekendheid door het werk van enkele onderzoekers (o.a. I. Even-Zohar en G. Toury) van het Porter Institute in Tel Aviv.
Volgens de polysysteemtheorie is literatuur een complex geheel van systemen (literaturen zowel als literatuuropvattingen), die elkaar beïnvloeden en die steeds in nieuwe, wisselende relaties staan, in functie van de waardeschalen (normen*) en modellen* die in de gegeven omstandigheden domineren. Deze theorie trekt radicaal de conclusies uit de ideeën van Tynjanov, die in de jaren 20 herhaaldelijk had geschreven dat literatuur niet in termen van essenties moet worden bestudeerd, maar in termen van relaties. Het principe van de dominerende normen en modellen geeft aan alle theoretische stellingen een relatieve, historische waarde, vermits de literatuurwetenschap de opdracht krijgt te onderzoeken volgens welke normen en modellen schrijvers, teksten en lezers functioneren. Deze theorie voert ook het principe van de historische receptie tot de uiterste consequentie: alle literatuur, alle literatuuropvattingen en literaire praktijken zijn historisch bepaald, of ze nu behoren tot de dominerende, dan wel tot de gedomineerde systemen. Het begrip systeem is overigens een open, historisch te interpreteren concept; het wijst op het principe van een geordendheid van de literatuuropvattingen binnen een collectiviteit, zodat we systemen en subsystemen kunnen onderscheiden; de subsystemen (bv. afzonderlijke genres, jeugdliteratuur t.o. volwassenliteratuur, triviaalliteratuur t
t.o. gecanoniseerde literatuur, vertaalde literatuur t.o. de eigen productie, enz.) delen bepaalde normen en modellen met ruimere gehelen.
De polysysteemtheorie leidde aldus tot nieuwe inzichten m.b.t. de beschrijving van nationale* literaturen en de beschrijving van relaties tussen nationale literaire systemen, waarbij de afbakening op grond van politieke of taalkundige grenzen gerelativeerd wordt (binnen een welbepaalde literatuur kunnen bv. de populaire genres veeleer functioneren binnen internationale relaties, terwijl bv. de hogere literatuur meer volgens nationale tradities werkt). Zo wordt ook duidelijk welke centrale functie literaire vertalingen kunnen vervullen, als sleutel tot de interferenties tussen méér nationaal of lokaal gerichte literaire systemen. Ook de basismechanismen van de literaire contacten worden in deze theorie uitvoerig bestudeerd.
Literatuur: J. Lambert, ‘Production, tradition et importation’ in Canadian Review of Comparative Literature, 1980, pp. 246-252. A. Lefevere, ‘Systems Thinking and Cultural Relativism’ in Journal of Literary Studies, 1987, pp. 23-34. I. Even-Zohar, Polysystem Studies, themanummer Poetics Today, 1990. P. Mooren, ‘Onder het topje van de ijsberg: literaire levenskansen en grenzen van de polysysteemtheorie’ in Literatuur zonder leeftijd, 2001, pp. 325-342. C. Berg, ‘La fin-de-siècle en Belgique comme polysystème’ in St.Tötösy de Zepetnek & M. Dimic (red.), Comparative Literature Now: theories and practice, 2001, pp. 271-281.