De term ontstond als naam van een karikaturaal kleinburgerlijk personage zonder enige sociale, culturele of politieke interesse dat figureerde in L. Eichrodts gedichten in de Münchener Fliegende Blätter halverwege de negentiende eeuw. Hij werd later gebruikt om een dergelijk bekrompen burgertype in de periode 1815 tot 1848 aan te duiden; verder ook het algemene levensgevoel van toen en, daarmee verwant, de vigerende wooncultuur (meubels) en schilder-, muziek- en literatuurstijl. Het begrip slaat op de Duitstalige gebieden van Europa, vooral Oostenrijk, maar men vindt ook wel biedermeierkenmerken terug in de Nederlandse romantiek (haardpoëzie*) en in het Engelse victorianisme, zodat de term soms een algemenere betekenis krijgt.
Biedermeier staat o.a. voor: harmonisch samengaan van verstand en gevoelens; afkeer voor al wat naar het extreme neigt; streven naar gemoedsrust door bescheidenheid en tevredenheid met het eenvoudige; nogal passieve eerbied voor God, staatshoofd, burgemeester, huisvader; de centrale positie van de ‘kleine’ sociale groep zoals dorp en vooral huisgezin: huiselijkheid, gezelligheid, vriendschap als het hoogste goed. Onderhuidse melancholie, onuitgesproken verlangens en pijn om de resignatie zijn soms voelbaar.
Die levensfilosofie werd ook in de literatuur beleden, weliswaar niet op programmatische basis. De personages leren, soms door teleurstellingen heen, te leven in harmonie met hun onmiddellijke sociale en natuurlijke omgeving. In de epiek zijn kleinere vormen als idylle, sprookje, anekdote, schets, novelle en vertelling dominant. In de lyriek onderscheiden we o.a. vertellende genres als ballade en versvertelling; de toon is eenvoudig, zoals in volksliederen, soms didactisch. Om zijn beperktheid en conservatisme is het begrip doorgaans negatief geconnoteerd. Bekende biedermeierauteurs zijn Grillparzer en Stifter.
Literatuur: F. Sengle, Biedermeierzeit, 3 vols., 1971-1980. P. van Zonneveld, ‘Verlichting, Biedermeier, Romantiek’ in De Gids, 1983, pp. 738-749. V. Nemoianu, The Taming of Romanticism. European literature and the age of Biedermeier, 1984. W. Gobbers, ‘Biedermeier in Vlaanderen. Pleidooi voor een Europese integratie van de Vlaamse “romantiek”’ in Spiegel der letteren, 1991, pp. 1-24. L. Chase e.a., The World of Biedermeier, 2001.